vrijdag 3 november 2023

 

Het geheim van genezend ademen

-

 Het lichaam kan zichzelf genezen; het beschikt in elk geval over een groot zelfgenezend vermogen. En het bewustzijn heeft helende kracht voor die plaatsen in het lichaam die genezing nodig hebben. Maar wat is de bron van die kracht, en wat is er nodig om die bron aan te spreken?

 

Dat genezing in zekere zin altijd iets is wat het lichaam zelf tot stand brengt, is zelfs in de reguliere gezondheidszorg wel bekend. Een geneesmiddel geneest het lichaam niet, het lichaam geeft een zelfgenezende reactie op het toedienen van zo’n medicament. Of niet – in dat geval was het toegediende stofje te weinig, teveel of iets anders dan wat er nodig was om die respons op te wekken. Hoe dan ook, een medicijn is hooguit een stimulans. Hetzelfde geldt voor veelomvattende behandelingen, specifieke therapieën, genezende oefeningen enz. Ze vormen een prikkel voor wat je zou kunnen noemen: de genezer in onszelf.

Tot zover kunnen reguliere en alternatieve gezondheidswerkers het doorgaans zonder veel moeite met elkaar eens zijn. Helaas lopen de visies verder nogal uiteen, net als de behandelingen. De pionierende psycholoog Piet Vroon heeft het verschil tussen beide benaderingen eens kernachtig samengevat: de gewone geneeskunde houdt het bij de vraag ‘welke ziekte heeft de patiënt?’ en de alternatieven voegen daar een andere, wezenlijke vraag aan toe: ‘welke patiënt heeft de ziekte?’

Reken maar dat het ertoe doet. Jan kan dezelfde pijn hebben als Kees, maar de oorsprong van die pijn ligt bij de één in iets anders dan bij de ander. Henk heeft misschien dezelfde kwaal als Ingrid en toch is er voor hem iets anders nodig om weer gezond te worden dan voor haar. Op dezelfde politieke partij stemmen helpt geen van beiden; dezelfde pilletjes slikken misschien nog wel, maar hij heeft er al gauw meer van nodig dan zij. En de weg tot heelheid verloopt voor beiden misschien zelfs op een totaal verschillende manier.

Als de geest niet in de weg zit

Voor interpersoonlijke verschillen is er vaak te weinig oog. Dat geldt overal waar men alleen ‘objectief’ naar aandoeningen kijkt en de subjectieve kant veronachtzaamt. En dat terwijl de werkelijkheid één groot levend Wezen is, één Subject. De onderschatting van de subjectieve factor klinkt ook door wanneer men iets aanprijst als panacee, als een voor iedereen en/of voor alle kwalen zaligmakende oplossing. Ook in sommige alternatieve kringen kom je zo’n overdreven enthousiasme wel eens tegen – bij gebrek aan inzicht in wat genezing, heel- en eenwording nu werkelijk inhouden.

Mijn meditatieleraar Hetty Draayer, die in de eerste plaats bekend stond als healer, maakte duidelijk dat het lichaam zichzelf inderdaad kan genezen als de geest niet in de weg zit. Verstoringen van de natuurlijke orde en harmonie worden niet door het lichaam veroorzaakt. Met het lichaam als zodanig is doorgaans niets mis. Het voegt zich naar omstandigheden en naar datgene wat wij het opleggen door wat we willen en wat we weigeren.

Hetty Draayer (1917-2011)

Ons lichaam kan in feite heel wat verdragen, zelfs diverse verkeerde voedingsmiddelen, andere rare stofjes, luchtvervuiling en een relatief teveel dan wel tekort aan beweging. Te weinig water drinken is al vrij gauw nadelig maar verder is het lichaam heel coöperatief en flexibel, vooral naarmate wij het ook geven wat het nodig heeft om zich van alle aanslagen op de interne harmonie te herstellen. Tot in het uiterste is ons lichaam erop ingesteld, overal het beste van te maken. Het beschikt over allerlei mogelijkheden om weer met zichzelf in het reine te komen. Het lichaam is een wonder op zich, en dat geldt eigenlijk net zo goed wanneer er een aangeboren beperking is. ‘Klein gebrek geen bezwaar.’

Maar het houdt een keer op. We stuiten op grenzen als het lichaam aan te zware belastingen wordt blootgesteld of als we uit eigen initiatief roofbouw op ons lichaam plegen. Als we dat vaak of langdurig hebben gedaan gaat dat zich wreken. Mijn meditatieleraar zei niet voor niets: ‘Uitputting is de grote vijand. Want bij uitputting kan het lichaam zich niet meer op eigen kracht herstellen en hebben we dus hulp nodig.’

Capitulatie voor het hogere

Van slechts één kwart van alle mogelijke aandoeningen ligt, op de keper beschouwd, de oorsprong in iets wat aangeboren is of ‘van buitenaf’ komt – een ongeluk, milieuvervuiling, verkeerd eten en dergelijke. Kortom: ongeveer 75% van de kwalen en ziekten die een mens in de loop van zijn of haar leven kan ontwikkelen, komt van binnenuit. Laat de goegemeente maar roepen: ‘Orenmaffia!’ – en weet zelf beter.

Ziekte en gezondheid vormen een kwestie van omgaan met energie. Toegegeven: er zijn ook ongezonde energieën in de wereld – hou ze in de gaten. Een wijs mens mijdt plaatsen en invloeden die niet goed voor haar of hem zijn. Maar tegelijkertijd geldt: als we alles wat er op ons afkomt aan energieën zonder meer zouden accepteren, er de juiste respons op gaven en e.e.a. zo gauw mogelijk weer loslieten, dan zouden we niet in problemen komen. Misschien zouden we toch nog wel een probleem met sommige anderen hebben, of zij met ons, maar we zouden niet met onszelf in strijd hoeven te zijn, niet innerlijk verdeeld hoeven te raken.

Netwerk van meridianen. De doorstroming van energie is door aandacht te bevorderen

 

‘Het is altijd weer onze geest die spiritueel bewustzijn blokkeert,’ zei Hetty Draayer, ‘en niet ons lichaam. Daar spiegelt de blokkade alleen maar in. Lichaam en ziel hebben geen opvoeding nodig. De geest, die eigenlijk lichaam en ziel hoort te verbinden, is het enige aspect van het menselijk wezen dat geïntegreerd moet worden. Als de geest capituleert voor het hogere, dan verdwijnen psychische ziekten en afwijkingen – ook fijnere ongemakken, door tussenkomst van de geest veroorzaakt. Ze verdwijnen eenvoudig.’

Wie werkelijk gezond wil worden, dat wil zeggen: heel en één, moet door een transformatieproces gaan - een proces dat lichaam, ziel en geest weer tot een staat van onverdeeld éénzijn brengt, in het hier en nu, bewuster dan ooit. Waarschijnlijk vooral ook door lijden gelouterd, want we leren toch het meest van schade en schande.

De genezer in ons

Met ‘geest’ wordt in het bovenstaande uiteraard de mind bedoeld – het ‘denkende, willende en emotionele ik’, het ego. Zolang dit ‘ik’ ons wezen in zijn greep heeft, met name door innerlijk tegenstrijdige tendensen te creëren en het lichaam tot allerlei ongeschikt gedrag te dwingen, wordt het zelfgenezend vermogen van het lichaam gedwarsboomd. Bovendien kan ons bewustzijn – voor zover dat iets anders is dan het lichaam – dan niet helend functioneren.

‘Het bewustzijn dat gericht is op het lichaam, heeft genezende kracht voor die plaatsen in het lichaam die op dit moment genezing nodig hebben.’ Ook dit is een uitspraak van Hetty Draayer, die zichzelf met deze gerichte, genezende aandacht ooit van borstkanker bevrijdde. Wie het bewustzijn wil inschakelen om tot genezing te komen moet dus leren, die genezende aandacht echt op- en in het lichaam te richten. Hetty Draayer heeft daartoe zo’n vijfendertig jaar lang steeds dieper gaande oefeningen aangereikt die met elkaar een hele weg tot transformatie van lichaam, ziel en geest vormen.

Op zo’n weg gaat het er in de eerste plaats om, alles wat heelheid in de weg zit los te laten. Het is een proces van loslaten, bewust worden, opengaan en ons donker transformeren in licht. ‘Donker’ is onbewust geworden bewustzijnsinhoud, zoals verdrongen, in- en vastgehouden emoties. Wat we onbewust vasthouden vormt ook letterlijk donkere plekken in onze lichamelijke energiehuishouding, zoals sommige mensen met hun innerlijke ogen kunnen zien. Energiecentra (chakra’s) en energiebanen (nadi’s, meridianen) horen te stralen in licht, en de organen van het fysieke lichaam ook. In een toestand van optimale heelheid straalt het hele lichaam met al zijn cellen licht uit.

‘Om ‘de genezer in ons’ te vinden,’ schreef Hetty Draayer, ‘moeten we in de eerste plaats die gebieden in onszelf leren kennen, waarop we problemen uit de weg gaan, zodat ze ons kunnen beheersen en ziek maken. Als we hen aanzien en proberen uit te houden, wordt het ons mogelijk, er iets opbouwends van te maken.’ Zo functioneren ziektesymptomen als impuls om naar binnen te keren en te ontdekken, op welke manieren we met onszelf in strijd zijn.

Centraal staat de adem

Hierboven zagen we enkele voorwaarden om tot een zelfgenezend proces te komen: de erkenning dat het lichaam zichzelf in principe kan genezen, het richten van de aandacht op- en in het lichaam, de bewustwording van negatieve patronen (in denken en doen) en de bereidheid tot het loslaten van alles wat er niet in ons lichaam en onze energiehuishouding thuishoort.

Hetty Draayer heeft haar werk omschreven als ‘een bepaalde vorm van lichaamsgerichte, genezende meditatie als weg tot Zelfbewustwording en –verwerkelijking’. We zouden ook kunnen spreken van een manier om de geest tot medewerking te bewegen. ‘Centraal voor de werking van de genezer in ons is de adem,’ stelt zij in haar boek Meditatie, energie en bewustzijn – De innerlijke weg vanuit het kosmisch oog. Dit ‘kosmisch oog’ is een poort door de bovenste helft van het heiligbeen, die open gaat door het ademen vanuit het zogeheten ‘chi’-punt in het bekken, vlak voor de binnenkant van het heiligbeen, ter hoogte van de tussenwervelschijf tussen de tweede en derde met elkaar vergroeide heiligbeenwervel.

Het is niet moeilijk te begrijpen waarom de manier waarop we ademen zo belangrijk is voor het zelfgenezend proces. Simpel gesteld komt het hierop neer: wie verkeerd ademt kan van alles ondernemen om tot genezing en heelheid te komen, maar werkt zichzelf tegelijkertijd tegen. Wie inademt vanuit een te hoge plek in het lichaam, bouwt spanning op; en wie niet helemaal uitademt, houdt die spanning ook vast. Het is het denkende, willende en emotionele ‘ik’ dat de (eventueel helende) energieprocessen in het lichaam zodoende in zijn greep houdt.

Deze ongunstige trend is alleen te doorbreken door te leren, goed uit te ademen en de impuls voor de inademing te laten ontstaan vanuit het chi-punt, dat nog lager in het bekken ligt dan het meer bekende ‘hara’-punt.

Het hara-punt en het qi- of chi-punt

Het hara-punt (drie vingerbreedtes onder de navel), bekend uit het werk van Karlfried Graf Dürckheim, ligt nog net in het beheersingsgebied van het zonnevlechtchakra. Het ademen vanuit dit punt geeft wel kracht in het bekken en bevordert de doorstroming (en dus ook het loslaten) tot in de knieën, maar de ontspanning kan zich vanuit dit punt nog niet verdiepen tot overgave. Die doorstroming naar beneden - nodig voor het afvoeren van overtollige en negatief werkende energie door de meridianen (subtiele energiebanen) naar de aarde – blijft vanuit ‘hara’ afhankelijk van iemands aandacht en intentie. En voorbij de knieën blijft het moeilijk. Het lijkt dan nodig om het loslaten te sturen, maar daar zit een eigenaardige tegenspraak in.

Driehoekige pyriamide van licht in het bekken, 

met het qi- of chi-punt (‘kosmisch oog’) als top

 

Ademend vanuit het chi-punt (ter hoogte van drie vingerbreedtes boven het schaambeen) is dit gericht sturen niet nodig; je hoeft het stromen van de energie door de meridianen alleen maar te volgen, erin mee te gaan – alle energie te laten stromen. Dat is echt loslaten in het hier en nu: ‘het’ laten stromen, wàt ‘het’ ook maar is. Aandacht (‘mindfulness’) helpt wel mee; warme, liefdevolle belangstelling doet alles royaler stromen. Acceptatie van ongemak helpt ook - anders vorm je maar nieuwe weerstanden. Maar zonder het ademen vanuit dit ene punt verdiept het loslaten zich zelden tot de overgave die voor echte heel- en eenwording nodig is.

Vrijwel altijd blijven er zonder deze zeer lage bekkenademhaling onbewuste spanningen, verkrampingen en blokkades zitten. Het bewustzijn vindt dan geen toegang tot zulke plaatsen en die worden zodoende evenmin doorlaatbaar voor helende krachten. En in plaats van volop los te laten naar beneden, met de uitademing mee, blijft er onderweg het één en ander terug stuwen naar boven. Dat is pech, omdat de hoofdstroom van energie - de meest helende kracht - van boven naar beneden door ons lichaam hoort te stromen. Vastzittende en opstuwende spanning houdt deze afdalende kracht tegen en beperkt ons zelfhelende vermogen.

De genezende leidraad

De hoofdstroom van energie is het ‘zilveren koord’ waarmee we in ons lichaam geïncarneerd zijn. Als dit koord sterk en licht door ons heen straalt, vanuit de ruimte boven ons hoofd tot in de aarde onder onze voeten, sprak Hetty Draayer van ‘de genezende leidraad’. Dit doorstromen tot in de aarde onder de voeten komt alleen in orde als we er ruim baan aan geven door het goede ademen. Zo openen we ons ook naar de aarde toe, laten we in die richting los wat er niet in ons hoort te blijven hangen èn kunnen we, omgekeerd, genezende kracht vanuit de aarde in ons opnemen.

Waar het eigenlijk om gaat is dat door het ademen vanuit het chi-punt of ‘kosmisch oog’ in het bekken alle mogelijke genezende krachten samenkomen. Het afdalende ‘witte hemelse licht’ (yang), aardekracht (yin), de energieën van de z.g. onderste chakra’s (basis- of wortelchakra en sacraalchakra) en de alomtegenwoordige kosmische energie die vanuit de wijde ruimte om het lichaam heen via het kosmisch oog binnen straalt – en geleidelijk aan ook steeds meer door alle mee-ademende poriën van de huid, rondom.

Het ‘zilveren koord’ met zijn vertakkingen: de ‘genezende leidraad’ tussen het 8e chakra (‘hemel’) boven ons hoofd en het 9e chakra (‘aarde’) onder onze voeten

 

We hebben een bron van potentieel genezende kracht in ons bekken, en we kunnen inderdaad spreken van ‘de genezer in ons’ en van een zelfgenezend vermogen, maar dat betekent niet dat we het zonder energie van buiten het lichaam kunnen stellen. Jammer genoeg wordt er ook over de bron in het bekken vaak heel verkeerd gedacht. Het is de bron in jezelf, maar de echte genezing, éénwording, houdt nu juist in dat onze persoonlijke bron in het bekken optimaal wordt verbonden met de grote kosmische Bron.

Kundalini-problemen

De bron van yin-energie die we bij onze geboorte hebben meegekregen, in Indiase benaderingen ‘kundalini’ genoemd, is weliswaar betrokken bij genezende processen en op zich een heel sterke kracht. Maar toch is deze energie slechts een halve kracht. Zij kan wel bewust maken, oprakelen en sommige blokkades doorbreken maar ze kan niet op eigen houtje genezen.

Als die kundalini-energie van alles gaat prikkelen, voelbaar maakt en stuwt tegen blokkades gebeurt dat alleen maar omdat ze de verbinding zoekt met haar ‘wederhelft’: de kosmische energie die van boven het lichaam door de wervelkolom afdaalt en eventueel ook vanuit de ruimte om het lichaam heen door de huid binnen straalt. Want pas deze ontmoeting en versmelting van yin en yang is helend en één makend: zo komt het lichaam terug in Tao, de Eenheid.

Dit is ook niet alleen maar een kwestie van de chakra’s en energiebanen; het gaat uiteindelijk om de vereniging van die energieën tot in elke lichaamscel. Als we verkeerd ademen en die kundalini-energie teveel opstuwt, houdt ze de afdalende kracht eigenlijk juist tegen en verhindert zij het genezende transformatieproces dus in plaats van het te bevorderen.

De sacrale hiatus

Het geheim van genezend ademen komt hierop neer. Door in te ademen vanuit het chi-punt en de beweging die de binnenkomende adem maakt rond te laten worden tot in de huid van bilnaad en bekkenbodem, kan de kundalini-energie worden ‘verworteld’ door benen en voeten in het energieveld van de aarde onder onze voeten. Dit is wat ‘aarden’ inhoudt. Hiermee wordt voorkomen dat deze kracht gaat spoken en teveel naar boven opstuwt. Wel kan, door het goede ademen, deze energie vanuit het staartbeen en directe omgeving ook gemakkelijker toegang vinden tot de holte van het heiligbeen; de ingang van deze holte is de ‘sacrale hiatus’, een kleine opening tussen staartbeen en heiligbeen, in India ook wel ‘de grot van Shiva’ genoemd.

Yang-energie die we van boven ons hoofd ontvangen ontmoet ietwat opstijgende yin-energie vanuit staartbeen en aarde, in de holte van het heiligbeen (dwarsdoorsnee, van opzij gezien).

q = het qi- of chi-punt; s.h. = de sacrale hiatus

 

Bij de juiste manier van ademen vindt in deze heiligbeenholte een ontmoeting plaats tussen de ietwat opstijgende yin-energie en de afdalende kracht, het hemels yang – het zilveren koord door de wervelkolom. Dit van boven ontvangen licht wordt royaler doorgang verleend als de wervelkolom vrij van blokkades is, maar de hoofdstroom is er op zich altijd, ons leven lang.

Uit de ontmoeting en versmelting van beide krachten wordt in de heiligbeenholte een nieuwe, derde energie geboren: de energie van de Eenheid, Tao. Deze lijkt als twee druppels water op de alomtegenwoordige kosmische energie en straalt vanuit het heiligbeen naar voren toe (en later rondom) uit, in de ruimte van onderbuik en bekken, ook helemaal naar de bekkenbodem tussen de zitbeentjes. In eerste instantie gebeurt dat via het rudimentaire tussenwervelschijfje tussen de tweede en derde met elkaar vergroeide wervel van het heiligbeen. Zo gaat het chi-punt, een plekje ongeveer 2 centimeter vóór het heiligbeen, stralen als een fonteintje van genezend licht.

 

De eerste vorm van de graal in onszelf

 De graal in onszelf

Naarmate het ‘fonteintje’ royaler gaat stralen, openen ook de wervel onder en boven die sacrale tussenwervelschijf zich en stralen mee. Er ontstaat een soort transparante patrijspoort door het heiligbeen, een poort tussen de ruimte binnen het lichaam en de kosmische ruimte: het ‘kosmisch oog’. De ruimte van onderbuik en bekken wordt een schaal van zachte, warme, genezende energie. Een kelk van licht op een voet die tot in de aarde reikt. Het is de graal in onszelf.

Via het kosmisch oog zijn wij, zoals Hetty Draayer schreef, ‘verbonden met ons ware Wezen: van hieruit openen zich al onze poriën, wordt ons lichaam in energie getransformeerd, vibreren al onze cellen in harmonie met de door ons heen stromende kosmische energie. Dat is een wonderbaarlijke ervaring die genezend en zuiverend door ons heen werkt. We zijn dan niet meer begrensd door een gesloten, niet ademende huid, maar één met de kosmische energie, met de kosmische adem, met God.’

Het zal duidelijk zijn dat we het één en ander niet zomaar even voor de bakker krijgen. Op weg naar heel- en éénzijn moeten we onze weerstanden tegen datzelfde éénzijn onder ogen zien en, zoals gezegd, al ons donker (laten) transformeren in licht. Het proces van loslaten, bewust worden en opengaan vraagt om moed, vertrouwen en geduld. Maar hoe meer we ons leven accepteren, hoe royaler we loslaten naar de aarde, des te duidelijker we ook open gaan voor de genezende krachten van aarde en hemel. Oefening baart kunst.

Harmonieus energieveld van onze meerdere lichamen (lagen van bewustzijn en energie)

 

Geborgen in de/het Ene

Kunnen we nu in het licht van het bovenstaande wel of niet spreken van ‘het zelfgenezend vermogen’? Ja en nee. Het zou geen goede term zijn als je ermee bedoelt dat je ego zich wel op eigen houtje redt, zonder zich open te stellen voor die helende krachten. Maar het is een prachtige term om aan te geven dat we diepgaand kunnen genezen als wij door onze persoonlijke verbinding met de grote kosmische Bron ontvangen wat het lichaam nodig heeft en daaraan doorgang verlenen. Want onze persoonlijke bron in het bekken is uitputtelijk; alleen de grote kosmische Bron is onuitputtelijk.

Optimale genezing houdt het herstel in van deze ervaarbare verbinding met de Bron van al wat is. Dat betekent niet altijd dat men ook op fysiek niveau weer gezond wordt; soms zit er niets anders op dan je kruis te dragen. Maar verzoenen we ons met dat gegeven en handhaven we die verbinding, dan kunnen we op de andere niveaus van ons Zijn als geheel, in onze andere ‘lichamen’ of aura-lagen, een heelheid voelen die ons doet beseffen dat we altijd al waren geborgen in de Ene en dat ook altijd zullen zijn. Het is de Ene die zichzelf geneest. 

 

Een eerdere versie van dit artikel werd gepubliceerd in het tijdschrift Prana (nr 202, april/mei 2014), thema Het zelfgenezend vermogen

zondag 12 juni 2016

Eén woord en je geneest

 
Kan één woord of althans één uitspraak, één inzicht, één moment van helderheid iemand genezen? Dat zouden we dan wel een wonder mogen noemen. In de praktijk zal het er vaak van afhangen, wie het verlossende woord zegt. En of degene die het hoort erin gelooft. Kortom: van de reactie van de persoon in kwestie zelf...

 
Bill Wilson
Een indrukwekkend voorbeeld van een wonderlijke omwenteling in de richting van genezing is het verhaal van Bill Wilson, de oprichter van de Amerikaanse AA (Alcoholics Anonymous). Al jaren zat hij in een psychische crisis, of zelfs een spirituele, zoals men tegenwoordig liever zegt. Hij worstelde met zijn drankverslaving en werd daar zonder veel succes voor behandeld, toen hij zich voor de zoveelste maal met een zware kater en dito depressie aantrof op een bed, in een kamer die ook al in deplorabele omstandigheden verkeerde. In totale wanhoop schreeuwde hij uit: ‘Ik zal alles doen, wat dan ook! Als er een God is, laat Hij zich dan laten zien!’ Onmiddellijk zag hij een helder licht, kreeg een extatisch gevoel en hoorde een ontzagwekkende stem die zei: ‘JE BENT EEN VRIJ MENS’. Daarop kwam hij in een serene stemming, van vrede, stille overgave.
Wilson dronk sindsdien geen druppel meer en richtte korte tijd later de AA op, waarin men elkaar aan de hand van een ‘Twaalf stappenplan’ helpt om van de drank af te komen. Onderdeel van dat plan is de uitdrukkelijke erkenning dat je dat zonder Gods hulp niet redt.
Eenduidig zijn
Was het God zelf, die zich aan Bill Wilson liet zien en horen? Het zou jammer zijn om over die vraag te twisten, want vóór je ’t weet gaan we dan aan de essentie van dit wonderlijke gebeuren voorbij. Die essentie is naar mijn gevoel dat Wilson in zijn wanhoop totaal was. Zijn kreet was geen halfbakken poging van zijn ego om de hemel uit te dagen. Hij probeerde niet maar wat; nee, hij was als het ware heel, één, in zijn ontreddering – hij smeekte oprecht. Als wij ergens totaal in zijn, eenduidig met ons hele wezen, hier en nu, dan zijn er wonderen mogelijk. Ook als het hier en nu één en al ellende is.
Misschien zou je zelfs kunnen zeggen dat het wonderlijkste van dit hele gebeuren niet datgene is wat Wilson zag en hoorde, maar dat hij er van ganser harte voor open stond. Meestal zijn we immers op de een of andere manier innerlijk verdeeld, zelfs of juist wanneer we het moeilijk hebben. We willen het één maar misschien toch ook het ander, we wikken en wegen, proberen iets maar werken onszelf tegelijkertijd tegen – en blokkeren daarmee zo’n radicale omwenteling. Veel gesmeek is toch nog een poging om iets af te dwingen, je zin te krijgen of juist ergens omheen te zeilen, en dus iets van je ego in plaats van totaal, met ons hele wezen.
Het Twaalfstappenplan van de AA - ook toegepast bij drugsverslaving - wordt terecht omschreven als een spiritueel programma. Het stemt qua intentie overeen met wat er in de aloude Veda’s uit India over God staat: ‘Om aan kommer en zorg een einde te brengen zonder Hem te kennen, is als een poging, de hemel met riemen te binden’. In haar boek Naar nieuwe ruimten van bewustzijn interpreteerde  mijn meditatieleraar Hetty Draayer dit als: ‘Alle leed eindigt alleen door ’t kennen van God’.
‘Zeg mij één woord….’
Hetty Draayer
Als we de Bijbel mogen geloven was Jezus vóór alles een groot genezer. Door de tijden heen zijn er allerlei beelden over hem heen gegooid , van ‘Zoon van-’ (wat je daar ook maar onder wilt verstaan) tot en met ‘groot magiër’, enzovoort - maar zelfs het moderne idee dat hij een ‘wijsheidsleraar’ was doet hem naar mijn gevoel nog tekort. Hij belichaamde een éénzijn met- en overgave en trouw aan ons wezen zoals de geschiedenis maar zelden heeft gekend, en was daardoor genezend aanwezig. Geloof het of niet, blijkbaar was één woord of gebaar van hem soms genoeg. Zelfs als een ander alleen maar zijn mantel aanraakte ging daar volgens de verhalen een genezend effect van uit.
Het kan best zijn dat de overlevering af en toe overdrijft, en het postmoderne bewustzijn relativeert graag alles wat los of vast staat. Beurtelings is Jezus tot gigantische proporties opgeblazen en dan weer gekleineerd, en dat moet – getuige de Bijbelverhalen - al tijdens zijn leven in Palestina/Kanaän zijn begonnen. Tegenwoordig wordt soms met dezelfde vanzelfsprekendheid het historisch bestaan van Gautama de Boeddha aangenomen en dat van Jezus de Christus in twijfel getrokken.
In de Bijbel vind je intussen kleine anekdotes die de evangelisten vast niet helemaal uit hun duim hebben gezogen. Neem bijvoorbeeld het verhaal over ‘de hoofdman over honderd’ in het evangelie naar Mattheus. Een verwijzing hiernaar is nog steeds terug te vinden in de katholieke eucharistieviering. Voordat de gelovigen de hostie krijgen, wordt er in koor gezegd: ‘Heer, ik ben niet waardig dat Gij tot mij komt; maar spreek slechts één woord en ik zal gezond worden’ (of: ‘… spréék en ik zal gezond zijn’, of: ‘… zeg één woord en ik zal genezen’).  

'Zoals je gelooft'
Aan die belijdenis kleeft iets onaangenaams dat het moderne ego zich niet graag laat aanleunen, net als aan een andere spreuk die tijdens een katholieke mis in koor klinkt: ‘ ’t Is mijn schuld, ’t is mijn schuld, ’t is mijn grote schuld’ (had men het maar gelaten bij ‘Mea culpa, mea maxima culpa’ – dat kon je nog zeggen zonder dat je wist waar het over ging). 
De oorsprong van het ‘Heer, ik ben niet waardig…’  ligt in het verhaal over een Romeinse militair, die ‘hoofdman over honderd’, die Jezus vroeg om genezing voor zijn huisknecht. Die lag zwaar ziek thuis, te ziek om naar Jezus toe te komen toen hij te Kapernaüm arriveerde. Jezus beloofde dat hij naar het huis van de hoofdman zou komen om zich over de knecht te ontfermen. Waarop de Romein zei: ‘Heer, ik ben niet waardig dat gij onder mijn dak zoudt inkomen, maar spreek alleenlijk een woord, en mijn knecht zal genezen worden.’
In de ene Bijbelvertaling staat het weer het een beetje anders dan in de andere, maar het komt erop neer dat Jezus zich verwonderde over de kennelijk rotsvaste overtuiging van de Romein, die hem bezwoer dat zijn knecht wel zou genezen als Jezus dat ter plekke tegen hem, zijn baas, zou zeggen; zijn personeel deed immers altijd wat hij de mensen zei, en daarom verwachtte hij dat hij de genezende boodschap alleen maar hoefde door te geven. ‘Zo’n geloof heb ik in het hele land nog niet gevonden,’ zei Jezus ongeveer. ‘Ga maar naar huis, het komt in orde zoals je gelooft.’ Volgens Mattheus bleek later dat de knecht op het zelfde moment genas.
Wezenlijke vrijheid
De reden om deze anecdote als ’t ware in de mis aan te halen zal liggen in de troost die ervan uitgaat voor de resterende kerkgangers van vandaag: Jezus is weliswaar niet meer fysiek bij ons maar kan ook op afstand genezen, door één woord, één uitspraak of gebaar, één intentie. De gelovigen kunnen het jammer vinden dat ze zich ‘niet waardig’ moeten achten maar dat is alleen maar de bescheidenheid waarmee die Romeinse hoofdman om genezing op afstand verzocht. Een bescheidenheid die niet alleen zijn ego maar ook het onze past, een openheid om te kunnen ontvangen, een onverdeelde bereidheid en oprecht geloof. Het gaat erom, niet teveel te vragen maar tegelijkertijd wèl voor een wonder open te staan.
Het leven is één groot wonder....
Mijn meditatieleraar Hetty Draayer was protestant opgevoed maar had, zei ze eens, ‘een katholiek hart’. In één van onze gesprekken citeerde ze het ‘zeg mij één woord en ik zal genezen’, en voegde daar aan toe: ‘Dáár geloof ik in!’ Ze bedoelde dat heel ruim: niet alleen één specifiek woord of gebaar maar ook één inzicht, één klank, één gerichte intentie kan de natuurlijke doorstroming van je energie herstellen, zodat je gezond, heel en één wordt.
Bij dat ene inzicht kan het bijvoorbeeld gaan om het besef, met welke specifieke gebeurtenis in je verleden een blokkade in je energiehuishouding samenhangt. Of, zoals bij Bill Wilson, het besef van de wezenlijke vrijheid die je hebt, ondanks de verslaving waaraan je lijdt. 

Zijn wonderen bovennatuurlijk?
Was het nu een wonder, de genezing van de knecht die thuis ziek lag? In de Bijbel worden nog veel meer genezingen aan Jezus toegeschreven, en deze was misschien niet eens de meest wonderlijke – denk maar aan de opwekking van Lazarus uit de dood. Je kunt erover twisten of hij nou helemaal- of alleen maar een béétje dood was, maar het blijft een sterk verhaal, hoe je dat ook opvat.
Er lijkt me geen bezwaar tegen om van een wonder te spreken zolang we daarmee bedoelen dat we ons over een of ander gebeuren verwonderen – dat het ons verbaast, bijvoorbeeld omdat we iets anders verwacht hadden, en misschien omdat iets ons van ontzag vervult. Dat zou ons kunnen sterken in het onverdeelde geloof dat nodig is om een genezend woord (klank, gebaar, intentie, inzicht) effect te laten krijgen. Niet voor niets moet Jezus meerdere malen hebben gezegd: ‘Uw geloof heeft u genezen’, of woorden van gelijke strekking.
Maar het woord ‘wonder’ wordt ook wel gebruikt om iets aan te duiden wat van bovennatuurlijke aard zou zijn. Daar gaan we naar mijn gevoel de mist in, want de term ‘bovennatuurlijk’ suggereert dat er iets gewoons is wat zich verstandelijk zou laten verklaren, en daarnaast of daarenboven iets wat we niet begrijpen omdat het de normale natuurlijke wetten en regels zou doorbreken. Dat geloof ik nou net niet.
De verborgen samenhang
Ik geloof iets heel anders: dat we in één groot wonder leven. Met een variant op de kreet ‘alle geloof is bijgeloof’ ben ik geneigd tot de waarschuwing ‘alle verstand is misverstand’. Sinds ik in 1980 na mijn wetenschappelijke studie de innerlijke weg insloeg hou ik steeds minder voor onmogelijk. Het is maar net wat je gelooft, en in het verstand geloof ik steeds minder.
Het wonderlijkste van alles is, wat mij betreft, dat je de uitspraak ‘we leven in één groot wonder’ ook kunt omkeren: er voltrekt zich een groot wonder in ons, door ons heen. Want wij zijn zelf datgene waarin dit allemaal gebeurt, en wie niet aan zijn of haar verstand vastzit kan dat ook ontdekken.
Als de Veda’s en de AA stellen dat we ‘God moeten kennen’ om onze zorg en kommer te beëindigen, dan wordt daarmee niet bedoeld dat God buiten ons zou zijn. De Veda’s stellen immers ook: ‘God, die één is, verborgen in de diepte van elk wezen, is de ziel van alles’. Bill Wilson zag een licht en hoorde een stem uit de diepte, en ‘binnen’ en ‘buiten’ waren één.
Wonderen zijn geen inbreuk op de kosmische orde, geen ingreep van iets of iemand die boven de natuur staat, maar een uiting van de verborgen samenhang die ten grondslag ligt aan al wat is – de of het Ene. Vandaar dat één noodkreet vanuit het diepst van ons wezen kan worden gevolgd door een genezend antwoord vanuit diezelfde diepte. Als wij er helemaal voor open staan.

donderdag 25 februari 2016

ZACHTMOEDIGEN ZULLEN DE AARDE ERVEN

Harde krachten roepen harde tegenkrachten op. Daarom kunnen alleen de zachte krachten winnen – als die harde eenmaal zijn uitgewoed. 

Aan deze oude wijsheid, ook verwoord in de Bergrede, worden we in onze huidige tijd hardhandig herinnerd. Ondanks de bijna dagelijks herhaalde beelden van afschuwelijke wreedheden kunnen we het beste terughoudend zijn met beschuldigende vingers, en de hand in eigen boezem steken.


In de zeventiger jaren van de afgelopen eeuw, toen ik met een vriend op vakantie was in Marokko, gingen mijn ogen open voor de losgeslagen indruk die de westerse (Europees-Amerikaanse) cultuur - met haar uit de hand gelopen egocentrisme en consumentisme - wel moet maken op mensen in niet-westerse culturen. Het eerste vege teken van westerse invloed in dit overwegend islamitische land zagen we al vanaf de boot waarmee we vanuit Spanje de Marokkaanse kust naderden: tussen de boomtoppen op de beboste heuvels rees een gigantisch reclamebord voor Pepsi op. Dergelijke dranken zijn daar begrijpelijkerwijs populair, vanwege het officiële taboe op alcohol.

Indringender werd het culturele contrast een paar dagen later, toen we overnachtten in een Berbers bergdorpje waar tot onze verrassing een hotel was. ’s Avonds bleek het dorp grotendeels in duisternis gehuld maar maakten we niettemin een wandeling langs de eenvoudige, hier en daar ronduit armoedige huizen, schuren en werkplaatsen. We passeerden bijbels aandoende taferelen, zoals dat van mannen in lange gewaden die bij het spaarzame licht van een kaars of, iets moderner, een petroleumlamp zaten te kaarten tussen strobalen en losliggend hooi. Alleen middenin het dorp was elektrisch licht. In het lokale theehuis brandden tl-buizen en keek een aantal mannen naar de televisie. Het was een cultuurschok om te zien wat ze zagen: een aflevering van de Amerikaanse serie Dallas.

Larry Hagman als JR in 'Dallas'
Onwillekeurig vroeg ik me af wat deze kijkers van ons zouden denken – ik dacht ‘ons’ omdat wij in Europa bijna alles van de Amerikanen overnemen en dus gemakkelijk door ‘derden’ over één kam kunnen worden geschoren. Natuurlijk is zo’n TV-serie niet representatief voor de Angelsaksische cultuur - het is fictie, waarin een hoop wordt geromantiseerd en het kwaad uitvergroot – maar zoiets levert beelden op, niet alleen de beelden die worden vertoond maar ook de beelden die kijkers eraan overhouden. En zulke beelden lijken soms machtiger dan de werkelijkheid. Bovendien lopen fantasie en realiteit in de Verenigde Staten soms moeiteloos in elkaar over, zoals blijkt uit het feit dat een filmster er gouverneur van een staat kan worden, of zelfs president. Inmiddels kan ook in Europa een komiek op z’n minst in een parlement komen, en in Nederland zelfs tot verwildering van de politiek leiden.



Niet langer verbonden

Tegenwoordig heeft niemand nog TV-programma’s nodig om beelden te krijgen van andere volkeren, culturen en religies – fictie noch officieel nieuws of documentaires. Door het steeds maar toenemende virtuele contact via internet c.q. sociale media buitelen de beelden over elkaar heen, en iedereen kan op zijn of haar beeldscherm(pje) uitzoeken wat in de eigen kraam te pas komt. Sommige beelden corrigeren andere misschien enigszins, maar stereotypering van- en bevooroordeeldheid jegens hele groepen is alleen te doorbreken door persoonlijke ontmoetingen, door individuele omgang met elkaar. En precies dááraan ontbreekt het op grote schaal, niet alleen omdat er erg veel mensen zijn, van wie de meesten bovendien te ver weg zitten om ze lijfelijk te ontmoeten, maar ook omdat menigeen zich in eigen contreien overwegend beperkt tot de omgang met ‘ons soort mensen’.
Bas Heijne wees begin dit jaar in een artikel in NRC-Handelsblad, onder de kop Nederland, niet langer verbonden, op de onvrede waarmee veel mensen al jarenlang rondlopen: een tekort aan gevoel van eigenwaarde, een heftig gevoel van miskenning, niet gezien worden, volgens hem ook de voedingsbodem voor ‘de rellerige protesten tegen de opvang van vluchtelingen, de weerklank die de bewust opgeklopte verzetsretoriek van Geert Wilders vindt, de hysterische ondergangslyriek in de sociale media’.

‘Waarom,’ vroeg Heijne, ‘lopen de emoties zo waanzinnig hoog op? Waar komen die overspannen hyperbolen vandaan? Waarom radicaliseren opvattingen zo snel?’ Een antwoord op deze vragen vond hij bij de Amerikaanse filosoof Matthew Crawford: als mensen te weinig onderlinge verbondenheid met anderen voelen ‘begint ieder van ons zichzelf te zien als de vertegenwoordiger van iets algemeens. We brengen dit ‘vertegenwoordiger zijn’ mee in onze ontmoetingen met anderen. Dit vervlakt onze relaties en maakt ze abstracter.’ Zodoende, stelde Bas Heijne, kunnen mensen zich ontwikkelen tot prototype van de boze burger die het niet langer pikt, z’n vertrouwen in de politiek kwijt is, enzovoort: in alles anti. ‘In plaats van verbondenheid is er enkel nog vervreemding.’



De andere soort vervreemding

Er zit iets paradoxaals in de visie van Crawford en Heijne: we zouden elkaar als individuen tegemoet moeten treden – in plaats van de ander te zien als lid van een (andere) categorie – maar tegelijkertijd draait het streven naar de wenselijke verbondenheid gemakkelijk uit op groepsvorming, categorisering dus, en al gauw ook op vooroordelen en antigevoelens jegens mensen die we tot andere categorieën rekenen.
Onder deze omstandigheden blijven we gemakkelijk gevangen in de o zo menselijke neiging om anderen te zien en te behandelen als vertegenwoordiger van iets, en dat is dan nogal eens iets wat we verwerpen – Heijne noemt als voorbeelden ‘de regent, de populist, de Gutmensch, de tokkie, de radicale moslim, de wereldvreemde elite, de onbestuurbare burger.’ Individuen ‘harnassen’ zichzelf met het gelijk van hun eigen groep, en het risico bestaat dat je op jouw beurt als groepslid wordt behandeld en eventueel ook verworpen. Volgens Bas Heijne zou je hieraan de neiging kunnen ontlenen om je ook nog te gaan gedragen naar het beeld dat anderen van je hebben, en zo houdt deze vicieuze cirkel zichzelf dan in stand.
Wat ik, voor zover ik het met Heijne en Crawford eens ben, in deze analyse mis is de andere soort vervreemding waarvan tegelijkertijd sprake is: zelfvervreemding. De gesignaleerde onvrede, de gevoelens van miskenning, die waanzinnig hoog oplopende emoties, de geradicaliseerde opvattingen en het boze burgerschap moeten minstens zoveel te maken hebben met vervreemding van zichzelf, met niet ‘gewoon jezelf zijn’: ontspannen, voor rede vatbaar, in staat tot compassie, zelfs tot liefde, en zelfverantwoordelijk.


Gekrakeel en dialoog

Misschien word ik met zo’n visie op ‘het eigenlijke zelf’ weggezet als geitewollensokkendrager die vertrouwen heeft in het goede, schone en zachte van onze ware aard. Maar de lead (introductie) boven Heijne’s NRC-artikel wijst er in feite ook op dat die boze burgers niet zichzelf zijn: ‘Bedreigde eigenheid, een heftig gevoel van miskenning – het is al jarenlang de grondtoon van de vaderlandse onvrede’. Mijn stelling is dat die eigenheid niet alleen maar van buitenaf wordt bedreigd, door andere groeperingen of individuen, maar vooral ook van binnenuit, door zichzelf. Wie die kant van het tekort aan verbondenheid negeert kan wel een verhaal met een moraal schrijven maar doet geen waarachtige oproep om de hand in eigen boezem te steken.
Prototype 'boze burger' (tillywoodmagazine.nl)
De trend lijkt te zijn dat men zowel anderen als zichzelf beschouwt als ‘vertegenwoordiger van iets’, zoals Heijne en Crawford ook stellen: ‘Wanneer mensen zich meer en meer als de individuele vertegenwoordiger van een algemeenheid gaan zien – een positie, een overtuiging of een identiteit – wordt een werkelijk gevoel van verbondenheid met anderen moeilijk en misschien wel onmogelijk – er staat domweg teveel tussen mensen in (….)’. Dat moet dan die in de knel geraakte, van buitenaf maar ook van binnenuit verwrongen ‘eigenheid’ zijn.
Heijne ziet een oplossing voor het gekrakeel in dialoog, vooral een dialoog waarin de tot nog toe zwijgende, rustige, redelijke, niet-geradicaliseerde meerderheid haar stem alsnog verheft. Maar dat brengt het risico met zich mee dat die zwijgende meerderheid verdwijnt, dat we er straks bijna allemaal flink tegenaan gaan zodat er een meerderheid van boze burgers met bedreigde eigenheden ontstaat. ‘De zachte krachten zullen zeker winnen’, zoals Henriëtte Roland Holst dichtte, maar niet voor niets gaat deze eerste zin van haar beroemde sonnet op de tweede regel verder met ‘in ’t eind’.
Me dunkt dat die zachte krachten pas kunnen winnen als ieder die in zichzelf vindt door te luisteren naar het ‘innig fluisteren’ ervan, en daaraan gevolg te geven in het eigen doen en laten.


Moreel corrupt en barbaars

Na mijn vakantie in Marokko ben ik nog in diverse andere overwegend of gedeeltelijk islamitische landen geweest. Mijn indruk is dat men daar in de eerste plaats betere vrienden met elkaar is, zij het in min of meer eigen kringen, dat men er doorgaans gastvrijer is tegenover bezoekers uit ‘den vreemde’ en dat men er door de bank genomen religieuzer is gebleven, vooral in de zin van geloviger. Verder heeft men er de mooiste naam voor God, die alleen al vanwege de klank een eye opener zou moeten zijn voor de rest van de wereld – en zelfs de mooiste bijnaam, ‘de Barmhartige’.
Helaas heeft zich in die landen sinds Dallas, maar uiteraard ook geheel onafhankelijk van die TV-serie, nog veel meer ongunstige beeldvorming omtrent het Westen voorgedaan. In het dagblad Trouw heeft de schrijfster/columniste Naema Tahir (van Pakistaanse afkomst en getrouwd met de Nederlandse rechtsfilosoof Andreas Kinneging) samengevat hoe het mogelijk is dat gewetensgestoorde extremisten in het Midden-Oosten weerklank vinden bij een deel van de ook daar overwegend stilzwijgende rest van de bevolking, en bij sommige avonturiers uit de eigen regio en uit het Westen.

Naema Tahir
Het komt erop neer dat deze extremisten gebruik maken van een ‘groot Verhaal’ waarin de meerderheid nog steeds gelooft en waarmee criminele bendes geweld rechtvaardigen. Volgens Tahir moeten we proberen, iets te begrijpen van hun beweegredenen - omdat er anders nooit een oplossing komt voor het steeds internationaler wordende conflict. ‘De kern is dat ze het Westen verwerpen,’ aldus Naema Tahir. ‘In hun ogen is het Westen moreel gecorrumpeerd en barbaars. Bovendien richt het Westen veel schade aan in het Oosten. Ze willen voorkomen dat de islamitische wereld net zo wordt en daarom moeten moslims en westerlingen uit elkaar worden gedreven en tegen elkaar worden opgezet.’





In dienst van de Hoogste

Tahir legt deze visie uit aan de hand van de begrippen ‘ik’ en ‘wij’. ‘In een traditionele samenleving zoals de islamitische is het ‘ik’ secundair. Wat ‘ik’ wil, doet er minder toe, want het gaat om het ‘wij’, het geheel. (….) Van jongs af aan wordt de mens geleerd, zijn ‘ik’ en zichzelf in dienst te stellen van het grotere geheel. Wat iemand wil is dus niet zo relevant. Het gaat erom wat je behoort te doen binnen de groep. Zo’n opvoeding leidt ertoe dat ‘ik’ en ‘wij’ niet meer goed los van elkaar te zien zijn. ‘Ik’ wil wat ‘wij’ willen. En ‘wij’ willen wat de religieuze traditie voorschrijft. De psychische inbedding van het individu in de groep en de traditie is dus totaal. Een leven buiten de groep en de traditie is erger dan de dood.’
Stel je eens voor hoe iemand tegen de achtergrond van zo’n conditionering naar het Westen kijkt, oppert Naema Tahir: ‘Inbedding van het individu in de groep en de groep in de religieuze traditie ontbreekt. Iedereen doet waar hij of zij zelf zin in heeft. Het ‘ik’ is dik, het ‘wij’ anorectisch. Dat is anarchie, losbandigheid, afkeer van de weg van God. Met andere woorden: het is de hel op aarde. Wie daar iets tegen onderneemt, is een ridder in dienst van de Hoogste’ (althans in de ogen van een jihadi, wordt hier bedoeld).
Dit beeld is weliswaar ook een stereotype maar als beknopte samenvatting van waar ’t aan schort in de hoofdstroom van de westerse cultuur slaat een en ander de spijker op z’n kop – laten we dat maar eens toegeven. En onafhankelijk van de vraag in hoeverre Naema Tahir het zelf eens is met deze cultuurkritiek zal die zeker overeenstemmen met wat veel salafisten en vrijwel alle jihadi’s denken. Zij verbinden deze denkwijze helaas met gedrag dat we hier tegenwoordig, anders dan vroeger, niet meer als ridderlijk waarderen. Het ergste is dat men met dit denkbeeld afschuwelijke wreedheden meent te kunnen rechtvaardigen, ook in de eigen regio, of je zou moeten zeggen dat het per saldo nog erger is dat het Westen zich in die zelfgecreëerde hel heeft gestort.


De ‘Triumph des Willens’

Maar nu de keerzijde van het verhaal. Die is, voor de zoveelste maal in de menselijke geschiedenis, dat wie het kwaad bestrijdt er deel van wordt, want de strijd is het kwaad. En daarbij gaat het niet eens primair om de strijd tussen mensen of opvattingen maar om de strijd van het ego tegen de kosmische orde – daar komt de onderlinge strijd uit voort. ‘Islam’ betekent ‘overgave’ of ‘onderwerping’, zoals ook Geert Wilders graag memoreert, maar daarbij gaat het geenszins om de overgave of onderwerping van een mens of volk aan een ander mens of volk, maar om de overgave van de mens aan God, de eenwording met de/het Ene, de harmonie met Tao.

De jihad waarom het in mijn ogen gaat is de innerlijke strijd met ons ware Zelf, met God-in-ons, zo u wilt, en als die strijd er eenmaal is moet zij ook worden uitgevochten - met onszelf, uiteraard – òf we moeten alle strijd loslaten. Want in beide gevallen (loslaten of tegen jezelf vechten) kan deze strijd alleen worden beëindigd door overgave van het al dan niet dikke ‘ik’ aan dat wat we eigenlijk zijn, of, wat op hetzelfde neerkomt, de overwinning van dat ware Zelf op het weerbarstige ‘ik’. Pas dan zijn we er weer zoals God ons bedoeld heeft, gewetensvol handelend als dienaar van de Hoogste.
Wie met een kalasjnikov in de hand een juichende positie aanneemt op een pantservoertuig of Toyota-pickup-truck doet in wezen niets anders dan de acteur Larry Hagman die, poserend als JR uit Dallas, met een big smile zijn enorme cowboyhoed afneemt om op de trap van een zojuist geland vliegtuig applaus in ontvangst te nemen. In beide gevallen wordt een kwalijke of zelfs kwaadaardige illusie versleten voor datgene waarom het in ons leven gaat. De Hoogste vraagt niet om strijd met elkaar of uiterlijk heldendom. Want dat is alleen maar, in ’t klein of in ’t groot, de ‘Triumph des Willens’ (graag even googlen als dit niet duidelijk is).



Radicale spiritualiteit

Vanuit dit perspectief zijn veel religieus geïnspireerde activisten niet te radicaal maar juist niet radicaal genoeg! Echt radicale spiritualiteit betekent dat je die innerlijke strijd aangaat in plaats van vermijdt, en je aandacht bijvoorbeeld niet van deze opgave afleidt door een strijd met anderen aan te gaan. Echt religieus zijn houdt in dat je je bewust wordt van je innerlijke conflicten en vervolgens zo diep leert los te laten dat de ontspanning overgave wordt. Dit brengt met zich mee dat je niet meer op anderen projecteert wat je tot dan toe niet van jezelf accepteerde. Zo kun je terugkeren tot je oorspronkelijke natuur, je èchte eigenheid, waarvan je dan ook kunt voelen en weten dat die helemaal niet bedreigd wordt of verdedigd hoeft.
Vanuit ditzelfde perspectief zijn we allemaal vertegenwoordiger van iets algemeens, maar de clou is dat dit ‘iets’ nog veel algemener is dan ‘een positie, een overtuiging of een identiteit’. We zijn allemaal een personificatie van de/het Ene, elk mens is een manier waarop God het óók probeert – en daarin zou kunnen slagen als we ons eigen innerlijke verzet ertegen staken. Het grotere geheel dat gediend moet is niet een familie, clan of andere groep, geen politieke partij of geïnstitutionaliseerde religie, geen vaderland of staat maar het echte grote ene Geheel. En voor deze dienst hoef je geen ridder te zijn, alleen maar echt jezelf.


Een nieuw ‘groot Verhaal’

Misschien is het hier in het Westen tijd voor een nieuw ‘groot Verhaal’. Het bovenstaande zou in dialoog met moslims het grote Verhaal kunnen zijn dat niet tegenóver het islamitische grote Verhaal blijkt te staan maar daar in wezen slechts een andere versie van is. Misschien is dat best duidelijk te maken, maar dan moeten we wel laten merken dat we in het kader van de innerlijke strijd ons huiswerk doen - dat we oprecht bezig zijn te leren, op onze manier het ene grote goddelijke geheel te dienen. Ook al staat de Westerse meerderheid in deze postmoderne tijd niet meer achter het eigen traditionele grote Verhaal, dat trouwens uit het Midden-Oosten stamt.

We kunnen tot elkaar komen als we tot onszelf komen, en zo’n nieuw groot Verhaal zou ons daartoe kunnen inspireren. Zo zou er een authentieke saamhorigheid kunnen groeien die postmoderne, fragmentariserende filosofieën niet aan de man kunnen brengen. Een nieuwe verbondenheid van binnenuit, want het is onontbeerlijk dat we ‘horizontale’ verbondenheid niet verwarren met de nodige ‘verticale’ verbinding, m.a.w. dat we niet alleen maar een beetje begrip tonen en wat onderhandelen om het gezellig te houden (horizontale of sociale verbondenheid) maar er weer leren te zijn vanuit de verbinding met de/het Ene, de verticale lijn met het transcendente en sacrale, de dimensie die ons als persoon te boven gaat. Of, zoals mijn meditatieleraar zei: rechtop en oprecht, ‘open tussen aarde en hemel’.





Oud zeer

Her en der wordt opgeroepen tot dialoog met salafisten, en zelfs met IS. Maar omdat dialogen gemakkelijk uitdraaien op een woordenstrijd tussen het ene en het andere ‘denkende, willende en emotionele ik’ is het nog maar de vraag, in hoeverre hiervan heil valt te verwachten. Zodra luisteren plaats maakt voor de neiging om een ander te overtuigen begint het eigenlijk al mis te gaan. Dat zien we in alle mogelijke kringen, van de kleinste huiselijke kring tot en met wereldwijde conferenties.
De geschiedenis kent een lange traditie van bekeringsijver, vaak hand in hand gaand met kolonialisatie. In zekere zin krijgt het Westen nu eeuwenlang opgebouwd collectief karma op z’n bordje. Dat we hier inmiddels over van alles en nog wat anders denken dan vroeger neemt, zoals we merken, de herinnering aan de kruistochten en ander oud zeer nog niet weg. Wereldlijke en kerkelijke leiders hebben heel wat op hun geweten - ook ten opzichte van (anders-)gelovigen in eigen contreien, trouwens - en het is tijd om dat ruimhartig toe te geven.

Iyad el-Baghdadi (ex-salafist)
Uitgaande van Naema Tahir’s beknopte samenvatting van de (al dan niet extremistische) moslim-visie op het Westen zou je kunnen zeggen dat waar de gemiddelde islamitische mind te weinig van heeft (zelfstandig, onafhankelijk, persoonlijk denken en voelen, individueel verantwoordelijkheidsgevoel) de doorsnee westerse mind in diezelfde kwaliteiten is doorgeschoten, en dus te eigenzinnig en zelfs van God los is geraakt.
Dat is uiteraard weer de zoveelste stereotypering, want wie anderen martelt is net zo goed van God los en ook het Midden-Oosten kent z’n egoïsten, dictators en uitbuiters; overal waar kennis, macht en inkomen te ongelijk zijn verdeeld ligt het boze burgerschap op de loer. En omgekeerd zijn er in het Westen ook genoeg mensen die nog voornamelijk in een soort groepsbewustzijn verkeren en vanuit een onvolwassen, kwetsbaar persoonlijk slaap/waak-bewustzijn leven.



Vrienden worden

We moeten gewoon allemaal wakker worden en de vraag is, welke prijs we zullen moeten betalen voordat we daar zelfs maar toe bereid zijn. Intussen kunnen we het beste ons voordeel doen met de komst van vluchtelingen naar het Westen: zij bieden ons uitgebreid de kans om te oefenen in naastenliefde en barmhartigheid, en in vrijheid, gelijkheid en broederschap - de waarden die ons eeuwenlang zijn voorgehouden door het traditionele grote westerse Verhaal dat we hier zelf steeds minder geloofwaardig vinden, en, sinds de Franse revolutie, door een tweede Verhaal dat we nog steeds moeten waarmaken.

Overgenomen van Twitter-account Iyad el-Baghdadi
Iyad el-Baghdadi (ex-salafist en ex-jihadi-sympathisant, géén familie van de IS-kalief) had gelijk toen hij in november 2015 na de terreuraanvallen in Parijs een bord door de straten droeg met de tekst ‘Het beste antwoord op IS is vrienden worden met een moslim’. Het is ironisch en misschien ook veelbetekenend dat hij op het idee voor deze actie kwam door een leus op de gevel van een Australische instelling voor geestelijke gezondheid en daklozen in problemen, de door Methodisten opgerichte Parramatta Mission. Zo wordt het Westen dan via ingewikkelde omwegen herinnerd aan de eigen roots. Tot die christelijke wortels behoort het inzicht dat het de zachtmoedigen zijn die ‘het aardrijk zullen beërven’.



Literatuur
Marije van Beek: ‘Word vrienden met een moslim. Dan versla je IS’. Interview met Iyad el-Baghdadi in Trouw, 26 november 2015
Bas Heijne: Nederland, niet langer verbonden. NRC-Handelsblad, 2 januari 2016
Naema Tahir: Probeer te begrijpen wat moslimextremist beweegt. Column in Trouw, 26 november 2015

zondag 15 juli 2012

In Memoriam Hetty Draayer (1917 - 2011)

Een nieuwe mens voor de nieuwe aarde

Hetty Draayer, de Nederlandse meditatieleraar die lichaamsgerichte, genezende meditatie vanuit het kosmisch oog (her)introduceerde als weg tot zelfbewustwording en -verwerkelijking, is op 16 november 2011 overleden op de leeftijd van 94 jaar.

Zij werd als Hetty van Putten geboren op Oost-Java, bij ouders die in opdracht van de zending meewerkten aan de opbouw van het onderwijs aldaar. Vanaf haar vijfde groeide ze verder op in Nederland, maar haar huwelijk met een marine-officier bracht haar later terug naar Nederlands-Indië, zoals het toen nog werd genoemd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was ze met haar twee oudste kinderen geïnterneerd in een concentratiekamp van de Japanse bezetters, waar ze mishandeld en gemarteld werd.
'Een voorbereiding op mijn eigenlijke werk', noemde ze deze periode later. 'Ik moest eerst zelf door alle pijn en verdriet gaan om het leed van anderen te kunnen verstaan en verzachten.'

Van kindsbeen af voelde en zag ze veel, zoals de energie van mensen, niet alleen aura's maar bijvoorbeeld ook de straling van organen en chakra's, of een tekort aan doorstroming, blokkades en beginnende ziekte; soms ook beelden van gebeurtenissen in iemands leven die hun schaduw als 't ware vooruit wierpen. Maar lange tijd wilde ze gewoon moeder en onderwijzeres zijn.

Tot ze in het begin van haar vijftiger jaren borstkanker kreeg en 'met zichzelf aan de slag moest'. Zenleraar Karlfried Graf Dürckheim hielp haar bij het verwerken van de ellende uit het jappenkamp en met het verder ontwikkelen van haar gaven, zodat ze zich kon gaan ontplooien als healer en meditatieleraar.
Het zien van haar eigen energie was intussen zeer behulpzaam om de borstkanker door oefening en meditatie te overwinnen, en dit legde tevens de basis voor de meditatieve energie-oefeningen waarmee ze later anderen hielp. Hetty verkreeg ervaringsgewijs een visie op de noodzaak om al ons donker onder ogen te zien, te leren loslaten en te transformeren in licht, zodat we weer een eenheid van lichaam, ziel en geest kunnen zijn.

Tegelijkertijd ontving ze veel inspiratie, licht en kracht vanuit de dimensie die ons als persoon te boven gaat en waarnaar zij altijd verwees als 'de hemel'. Door het waarnemen in zichzelf (innerlijk schouwen) maar ook door onderricht dat ze kreeg, onder andere in de vorm van geïnspireerde dromen, ontvouwde zich een specifieke vorm van ademmeditatie als weg tot genezing, bewustwording en ontwikkeling. 'Een weg tot het nieuwe mens-zijn voor de nieuwe aarde,' noemde Hetty haar benadering ook wel, of kortweg 'een weg tot Christus.'

In 1970 begon Hetty Draayer een praktijk voor genezing en innerlijke ontwikkeling, en met mensen die de door haar aangereikte meditatieve oefeningen ook thuis gingen doen vormde ze meditatiegroepen waarmee ze stilteweekends en, later, retraites van drieëneenhalve dag hield. Dürckheim had gezegd dat ze benaderingen uit Oost en West met elkaar zou verbinden; zelf benadrukte ze dat haar weg eigenlijk van heel oude herkomst is en gebaseerd op oeroude kosmische wetten.

Wie haar werk kent, ziet bijvoorbeeld verwantschap met Indiase en taoïstische yoga/Qi Gong, acupunctuur, de oude Egyptenaren, Kabbala, esoterische christelijke tradities, de soefi's, de Essenen, westerse innerlijke alchemie en de basis van alles, de heilige geometrie. Hetty ging echter niet eclectisch te werk, maakte er geen eigen combinatie of schijnbaar nieuwe uitvinding van maar was heel trouw aan haar innerlijke leiding en dat wat ze zelf verscherpt en verfijnd waarnam. In feite herintroduceerde zij een inwijdingsweg die zijn wortels heeft in de tijd vóór het oude Egypte, China en India.

Open tussen aarde en hemel

Centraal op deze Weg staat steeds het ademen vanuit het 'chi-punt' (drie vingers breed boven het schaambeen, dus nog lager gelegen dan het 'hara-punt') oftewel 'het kosmisch oog', een uitbreiding van dit punt tot 'poort' door het heiligbeen, een opening tussen de ruimte binnen ons lichaam en de wijde ruimte daar omheen. Daarnaast staat het 'aarden' bij de oefeningen voorop, de zorg voor een sterke energetische verbinding van de bekkenbron met de aarde onder onze voeten - om vanuit die verbinding 'open te gaan tussen aarde en hemel'.

Er kwamen niet alleen zoekers en zieken maar ook veel hulpverleners bij Hetty Draayer in de leer, ook werkers in de (reguliere) gezondheidszorg in met name Nederland en Duitsland. In de tachtiger jaren van de afgelopen eeuw stonden haar boeken bij vrijwel elke yogaleraar in de kast - vooral het derde, Chakra's, aura's en energieën - Het licht in ons. Want velen zagen in dat haar weg etages dieper en dus ook hoger ging dan wat men al kende. Je moest er in zekere zin 'aan toe zijn' maar menig docent of therapeut wilde er toch graag iets van in het eigen werk benutten.

Ook geestelijk leraren, zoals mensen die in hun eigen kring als 'meester' werden vereerd, bezochten Hetty in haar praktijk, eerst in Baarn en later in Spa (België) - maar dan wel 's avonds, zodat hun eigen leerlingen het niet zouden merken. Ze bleef er eenvoudig onder, en roem heeft ze nooit gezocht. Aanvragen voor radio- en TV-interviews sloeg ze af, omdat - zoals ze eens zei - 'ik anders nog meer mensen naar me toe krijg die ik toch niet kan helpen'. In die jaren kreeg Hetty met Kerst en oud&nieuw ruim 1000 kaarten van cliënten en leerlingen, die ze altijd beantwoordde.

Over de innerlijke Weg vanuit het 'kosmisch oog' - de grote poort tussen de ruimte binnen ons lichaam en de ruimte daaromheen - schreef Hetty Draayer een vijftal boeken: Vind jezelf door meditatie (1978), Open tussen aarde en hemel (1981), Chakra's, aura's en energieën (1983), Naar nieuwe ruimten van bewustzijn (1991) en Meditatie, energie en bewustzijn (2001). Daarnaast heeft ze meer dan duizend geluidsopnames van groepsoefeningen en een veelvoud daarvan aan individuele opnames nagelaten, waarmee door leerlingen - en leerlingen van leerlingen - nog steeds meditatief wordt geoefend.

De draagwijdte van haar werk en visie zal waarschijnlijk pas over tientallen jaren, of een paar honderd, echt duidelijk worden. Hetty baseerde zich weliswaar op oude tradities maar stond als ingewijde in de grote 'traditieloze traditie' en was haar tijd ook ver vooruit: ze integreerde dimensies van bewustzijn/energie en menselijke mogelijkheden die nu in de meeste benaderingen voor bewust- en heelwording nog buiten beschouwing blijven.

Nu al zijn heel wat alternatieve hulpverleners direct of indirect schatplichtig aan het fundament dat zij heeft gelegd voor de integratie van psycho-energetische therapie en (adem-)meditatie. En zoals veel huidige vormen van westerse psychotherapie hun wortels hebben in Freuds psycho-analyse, zullen waarschijnlijk in de toekomst diverse elementen uit het werk van Hetty Draayer te herkennen zijn in allerlei benaderingen voor heel- en eenwording.

In zekere zin wordt haar werk niet alleen door haar leerlingen voortgezet. Maar hoe dan ook, weinig mensen hebben zich zozeer gegeven als zij heeft gedaan - en dat zal nog generaties lang doorwerken. Zelf zei ze eens: 'Als we sterven, gaat onze vlam van hand tot hand, verder tot in de oneindigheid. Mensen die innerlijk licht in zich dragen, sterven nooit - omdat hun licht een kettingreactie op gang heeft gebracht. Hun vlam heeft andere vlammen aangestoken.'

zondag 26 april 2009

Inhoudsopgave van het boek 'Spiritualiteit en energie: de kundalini-kwestie'

Voor mensen die de aanschaf van dit boek overwegen, volgt hieronder de inhoudsopgave van Spiritualiteit en energie: de kundalini-kwestie, geschreven door Peter Kampschuur en Ad van Beckhoven en in 2009 uitgegeven door Synthese, Rotterdam (www.synthese.ws)
Naast 15 persoonlijke verhalen over kundalini-ervaringen en vormen van psycho-energetische ontregeling bevat het boek de volgende hoofdstukken.

Zo beneden, zo boven; zo boven, zo beneden - Het Smaragden Tablet van Hermes Trismegistus

Inleiding
Bizarre verstoringen - 'Kundalini' als zoekterm - Toenemende verwarring - Voor wie is dit boek?

1. Alles is energie
De dans van pixels - Het lichaam als antennesysteem - Het bewustzijn is de ruimte

2. De scheppende oerkracht
Wat is Kundalini? - Het vrouwelijk aspect van de Ene

3. Het circuleren van de Kundalini
Yin en yang in onszelf - De microkosmische omloop - Energie en bewustzijnsverruiming - De 'reis door de chakra's' - De verlichting van het lichaam - Drie manieren waarop de energie moet stralen

4. Hoe onze energie ontregeld raakt
Energie en levensloop - Drie lagen van energie - Vecht- en vluchtreacties - Het grondprobleem: zelfopvattingen - Fysieke trauma's - De energiegolf door de wervelkolom - Shock - Bijna dood-ervaringen

5. Het 'wekken' van de Kundalini
De noodzaak van 'aarden' - Ontaardende benaderingen - Het opwekken van uittreding - De zucht naar 'transcendentie' - Drie risicofactoren - Energie-overdracht ('shaktipat')

6. Kundalini- en andere yoga
De neiging tot wereldverzaking - 'Non-duale' filosofie - Tantra - Taoïstische yoga

7. Tekens van verhoogde kundalini-activiteit
Vier relatieve verschillen tussen algemene- en kundalini-ontregelingen - Ervaringen die het gevolg kunnen zijn van verhoogde kundalini-activiteit - A. Ervaringen die in het algemeen als negatief worden gewaardeerd of tot gemengde gevoelens leiden - B. Ervaringen die in het algemeen neutraal of positief worden gewaardeerd maar soms moeilijk te integreren zijn in het dagelijks leven en je ook zo plotseling kunnen overkomen dat je er toch door van slag raakt 

8. Verklaringen voor enige symptomen
Schokken, 'kriya's', lichamelijke onrust en bewegingsdrang - jeuk, pijntjes in de huid - gevoelloosheid - elektrische verschijnselen - koude voeten - slaapstoornissen - interne geluiden - interne lichtflitsen - spontane veranderingen van lichaamshouding - stemmen horen - psychokinetische/telekinetische effecten

Scheiding tussen lichaam en geest - Het verdeelde zelf - Zelfrealisatie en derealisatie

10. Verhoogde gevoeligheid
Gevoeligheid verrijkt je leven - Dieper leren loslaten

11. Manische psychosen en depressiviteit
De energetische kant van psychosen - Het 'uitwaaieren' door het schedeldak - De driehoeksverhouding psychose-depressie-uitputting - Het debacle na een psychose

12. Psychose of spirituele crisis?
Psychose versus verlichting - Podvolls 'eilanden van helderheid' - Psychose als kundaliniproces - De dubbelrol van medicatie - Gif dat geneest?

13. Eenzijdige of holistische ontwikkeling
De chakra's als 'holistisch' systeem - Eenzijdige benadrukking van chakra's - Accentuering van 'hogere' chakra's - Het 'boekenkastmodel' en het concentrische model - Alle lagen integreren

14. De centrale rol van de ademhaling
Het opnemen van levensneergie via de ademhaling - Het drievoudige eenwordingsproces - Verbinding met het hogere Zelf - De manier waarop je ademt

15. Centeren en aarden
Het hara-punt - Het chi-punt - Jezelf als energie beleven - Je centrum verbinden met de aarde - De aarde aannemen

16. De vereniging van hemel en aarde
De polariteit van onze energiehuishouding - Het 8ste en het 9de chakra - Opengaan tussen aarde en hemel - Het kosmisch oog en de graal in onszelf

17. Innerlijke leiding ontvangen
Een instrument van 'Boven' zijn - Luisteren naar je innerlijke stem - 'Karma-vrij' leren leven - Als er niet gebeurt wat je wilt...

18. De geestelijke geboorte
Het essentiële alchemistische geheim - De verwekking van het Christuskind - Mannelijke en vrouwelijke energieën - De tweede versmelting van energieën - Persoonlijk en kosmisch bewustzijn

19. Respect voor het sacrale
We hoeven geen heilige te worden

20. Hints en aanbevelingen
1. Aarden: houd je voeten warm en 'open' - 2. Raadpleeg je huisarts - 3. Zorg voor een goede nachtrust - 4. Herstel de doorstroming van je energiebanen - 5. Leer de juiste ademhaling - 6. Houd je rug recht - 7. Leer jezelf begrijpen - De rode draad: dieper loslaten

Oproep - Literatuur - Adressen - Over de auteurs 
Update bij de derde druk: risicofactoren en -groepen 
Steekwoordenregister

Peter Kampschuur en Ad van Beckhoven, Spiritualiteit en energie: de kundalini-kwestie. Uitg. Synthese, Rotterdam, 3e druk 2016. Prijs: € 22,95. Verkrijgbaar via elke boekhandel of via www.synthese.ws

zaterdag 28 maart 2009

ADAM, BOEDDHA EN CHRISTUS


De A is van Adam, het onbewust geworden Zelf. De B is van Boeddha, de mens die weer tot bewustzijn is gekomen. De C is van Christus, die woont in zijn mystieke hart. Zo worden we getransformeerd tot de ‘nieuwe mens’ die de vereniging van hemel en aarde bewust belichaamt.

Een van de meest teleurstellende uitspraken van paus Johannes Paulus II vond ik zijn opmerking over het verschil tussen boeddhisme en christendom. Het is maar goed dat ik niet katholiek ben opgevoed, anders had ik misschien geloofd in de pauselijke onfeilbaarheid toen hij het boeddhisme bestempelde als een in wezen egocentrische wereldbeschouwing. Als ik het me goed herinner, meende deze Heilige Vader dat het boeddhisme toch vooral is gericht op persoonlijke verlossing. In het christendom zou het daarentegen gaan om verlossing voor allen die geloven in Christus als middelaar van het hemelse heil – een collectieve bevrijding.
Theologen en godsdienstwetenschappers zouden een vette kluif kunnen hebben aan zulke formuleringen… Is de hemel alleen toegankelijk voor wie gelooft? En zo ja, is er dan bij zo’n collectieve heilsverwachting niet sprake van een soort groepsegoïsme? – lijken dan bijvoorbeeld relevante vragen.
Naar mijn gevoel zijn christendom en boeddhisme twee benaderingen van één en dezelfde transformatie die zich in ons kan voltrekken. Je zou bijna zeggen dat het twee ‘wegen naar Rome’ zijn, maar die uitdrukking weerspiegelt hetzelfde kerkelijk chauvinisme als dat waarvan we hierboven een voorbeeld zagen. Ja, er zijn vele wegen naar Rome – maar ook vele die daaromheen of ver vandaan leiden. Persoonlijk zou ik de - eveneens vele – ‘wegen naar Jeruzalem’ een mooiere metafoor vinden. Maar het mag het ook Mekka of Dharamsala zijn.
U begrijpt: als christelijk-boeddhistisch moslim denk ik hier heel vrijelijk over. Eerlijk gezegd ben ik eigenlijk gewoon een ouwe taoïst. Met een knipoog naar de oude Grieken, weliswaar – vanwege het Panta Rhei, ‘alles stroomt’. Dat vonden we destijds in het taoïsme ook al: je hebt yin, er is yang, en dat beweegt maar, en stroomt naar hartelust in Tao, de Eenheid.
Relativeren is een grootse kunst – laten komen en laten gaan, als eb en vloed in de kosmische zee. Zijn er wel verschillen om je over op te winden? Of winden we ons alleen maar op over benardheden en benauwenissen, uit angst voor de grote overeenkomst die alle verschillen doordringt? Ooit had ik een dominee op bezoek, althans een theologisch geschoold medewerker van een omroep. Bij binnenkomst in mijn werkkamer zag hij zowel een Boeddhabeeld als een beeld van Jezus Christus als de opgestane Heer, met twee vingers van zijn ene hand wijzend op zijn mystieke hart en zegenend met zijn andere hand. Toen ik zag dat mijn bezoeker zijn wenkbrauwen optrok, vroeg ik: ‘Je dacht toch niet dat ze op dàt niveau onenigheid hadden, hè?’ Hij glimlachte als een theoloog met kiespijn.
Het mystieke hart
Hieronder zou ik willen proberen, zo kort mogelijk aan te geven waarom het volgens mij in boeddhisme en christendom om één en dezelfde transformatie gaat. Een van de grootste verdiensten van de theosofie is, wat mij betreft, dat ditzelfde inzicht daarin wordt gekoesterd: de Christus in ons is niets of niemand anders dan de Boeddha in ons.
Christusbewustzijn is hetzelfde als Boeddhabewustzijn, het bewustzijn van de of het Ene in ieder van ons, en de liefde-wijsheid die daardoor in en vanuit ons mystieke hart straalt. Als we daar dan toch iets over zeggen, maakt zelfs niet uit of je ‘het’ of ‘de’ Ene zegt. Het gaat om het ene Wezen, het ene Zijn (of voor mijn part het ene niet-zijn) of de ene Aanwezigheid; de ene Levende of het ene Leven. Een mooie samenvattende formulering is het boeddhistische begrip ‘stralende Leegte’, dat wil zeggen: de Leegte die lééft – er bevindt zich dus energie in de Leegte.
Wat is er nu nodig om – welke van de ‘vele wegen’ we ook gaan - tot dit bewustzijn te komen? De energie, de straling, het licht van dit bewustzijn zou toegang moeten kunnen vinden tot het mystieke of geestelijke hart, in de ruimte van de borstkas. Dat is alleen mogelijk als die ruimte niet wordt bezet door het ego - het denkende, emotionele en willende ‘ik’. Daarom moeten we onszelf (in de zin van het kleine ‘ik’) diep loslaten.
De Kerk vertelt ons niet waar de naam ‘Christus’ eigenlijk voor staat, maar in de esoterie, de inwijdingsleer, is dit een andere naam voor het ‘hogere Zelf’ dat pas diep in het lichaam kan doordringen als het ‘ik’ niet meer tussen beide komt. Jezus Christus is dus iemand die niet vanuit zijn ‘ik’ maar vanuit zijn hogere Zelf leeft, en op de keper beschouwd is dat het ene, universele hogere Zelf in ieder van ons.
Niet ik maar Christus in mij
Als volwassen persoon, als mens tussen de mensen, bevinden we ons in de positie van Adam na het vertrek uit het paradijs. De naam ‘Adam’ heeft een sterke verwantschap met het woord ‘adem’. Adam is ‘de ademende’, degene die ademt (of datgene wat ademt). ‘Ademen’ is in het Duits ‘atmen’. De oorsprong van deze termen ligt in het Sanskriet-woord Atman. Dit betekent ‘Levensadem’, de universele Geest in de natuur en in de mens, de goddelijke Monade. Adam of Atman is dus onze oorspronkelijke individualiteit als geheel.
In feite ademen we niet zelf, d.w.z. niet ik adem, ik word geademd – ‘het’ ademt in mij en door me heen. Het is niet het 'ik' maar het eigenlijke Zelf dat ademt, tenzij het 'ik' de ademhaling overneemt, een vertekening aanbrengt in de manier waarop de ademhaling verloopt. Maar een geheel natuurlijke adembeweging gaat van-Zelf. Van onze oorspronkelijke aard als ‘dat wat ademt’ zijn we ons niet bewust. We identificeren ons min of meer met een beperkt en relatief zelfbeeld, een (voorlopige) veronderstelling omtrent onszelf, zoals de jungiaanse psychiater C.J. Schuurman zei. Daardoor zijn we bij wijze van spreken een onbewuste versie van Atman.
Naar de bewust levende, getransformeerde mens wordt ook wel verwezen als ‘Adam Kadmon’, de Hemelse Mens. Dit is de volledige mens, in wiens mystieke hart ‘het hemelse bewustzijn’ woont – een oude Chinese term voor het hogere Zelf. Naast het loslaten van het ‘ik’ is er ook bewustwording van dat Zelf nodig, een nieuw bewustzijn van onze Boeddhanatuur, oftewel de Christus in ons. Zo’n bewuste Adam kan zeggen: ‘Niet ik leef, maar Christus in mij’.
Zowel in het boeddhisme als in het christendom wordt beseft dat het oneigenlijke ‘ik’ de nodige transformatie niet kan bewerkstelligen. Om het Christus- of Boeddhabewustzijn in en vanuit ons te laten stralen, moet dat ‘ik’ immers worden losgelaten. Toch is er ook een zich bewustzijn van het ware Zelf nodig. Dat is een lastige paradox. In het christendom wordt deze paradox ontweken door pleidooien voor geloof en dienstbaarheid, zodat we een instrument in Gods dienst kunnen worden. En misschien breekt dan ooit dat besef van ‘niet ik maar Christus in mij’ door, en het zien van Christus in alle medemensen.
Ontwaken en ontvangen
In het boeddhisme ligt het accent op bewustwording, wakker worden, ontwaken. De naam ‘Boeddha’ betekent ‘Ontwaakte’. Meditatieve inkeer heeft hier een grotere plaats dan in het christendom, al kun je van beide benaderingen zeggen dat ze een uiterlijke en een innerlijke traditie hebben. Pas in de esoterische of mystieke takken van beide tradities komen meditatie en transformatie tot hun recht.
We zouden in dit verband kunnen spreken van twee principes die in ons werkzaam zijn: het ‘Boeddha-beginsel’ en de ‘Christus-impuls’. Het Boeddha-beginsel betreft het bewust worden: we moeten tot waarachtig bewust zijn komen, dat is het bewustzijn van het hogere Zelf. Voor dit ontwaken is een harmonieuze energiehuishouding in- en om het lichaam nodig, een transparantie om te ontvangen vanuit de dimensie die ons als mens te boven gaat. Je zou het een ‘ontspannen staat van paraatheid’ kunnen noemen.
Dan komt de Christusimpuls tot zijn recht: het afdalen of indalen van dat hogere Zelf - het licht, de kracht en de inspiratie van het hemelse bewustzijn. Hiertoe moeten de ruimte van het hoofd, de ‘tunnel’ van nek, hals en keel en de ruimte van de borstkas vrij zijn van ego-denken, spanningen, verkrampingen en emotionele brokken. Het Boeddhabeginsel en de Christusimpuls zijn niet met elkaar in strijd maar complementair – ze vullen elkaar aan. Vanuit beide invalshoeken gaat het erom dat het kleine ‘ik’ plaatsmaakt voor het hogere Zelf. Het Boeddhabeginsel behelst het ontwaken tot het hemelse bewustzijn en de Christusimpuls het intreden van datzelfde bewustzijn. We kunnen ontwaken om te ontvangen.
De geestelijke geboorte
Het gaat in wezen om een alchemistisch proces. In het Westen zou dat veel algemener bekend zijn als de Kerk niet op gespannen voet was komen te staan met de innerlijke alchemie. De beschrijving van het proces als ‘de transformatie van lood in goud’ slaat op het transformeren van de ruwe, ongezuiverde, oorspronkelijke levenskracht in ons bekken – inclusief de seksuele energie. In het transformatieproces wordt deze kracht gezuiverd en verfijnd, tot circulatie gebracht door alle energiecentra (chakra’s) en -verbindingen (meridianen, nadi’s) en verbonden met kosmische energie. Deze arbeid van de innerlijke alchemist bereidt lichaam, ziel en geest voor op de tweede of geestelijke geboorte.
Niet alleen in het christendom maar ook in taoïsme en boeddhisme is de symboliek van ‘de nieuwe geboorte’ bekend. Aan de geboorte (het zich openbaren) van het Christuskind in ons mystieke hart gaat een bevruchting vooraf, die net als bij een kind van vlees en bloed in het bekken plaatsvindt – maar dan op een ander, innerlijk, energetisch niveau. Het is de versmelting van ‘vrouwelijke’ en ‘mannelijke’ energie, persoonlijke- en kosmische energie, yin en yang, de helende krachten van aarde en hemel. Deze eerste versmelting in het bekken is het begin van een heel proces van loslaten, zuiveren, verfijnen en bewust worden. In de loop van dat proces krijgen de gezuiverde energieën van beneden en van boven toegang tot het mystieke hart, waar het ‘alchymische huwelijk’ plaatsvindt: de tweede versmelting, op een hoger, subtieler niveau. Uit de vereniging van het mannelijke en vrouwelijke wordt het ‘kind’ geboren.
Het alchemistische geheim
De symboliek van de geboorte van het Christuskind is veel mooier dan de Kerk ons leert. En ook ouder en universeler dan de Kerk blijkbaar weet. Het Chinese boeddhisme spreekt bijvoorbeeld van ‘het huwelijk van Kan en Li’ (maan en zon). In zijn commentaar op het oude Chinese geschrift Het geheim van de gouden bloem verduidelijkt Richard Wilhelm: ‘Het huwelijk van Kan en Li is de geheime magische gebeurtenis, die het kind, de nieuwe mens verwekt’.
Het lijkt me de hoogste tijd om een lastige vraag aan de orde te stellen: verstaat de Kerk haar eigen symboliek nog wel, kent zij haar eigen alchemistische geheim nog? Misschien kan het christendom dat geheim via een bevruchting door het boeddhisme terugvinden... De afbeeldingen van de Madonna met het Kind op haar arm zouden wellicht moeten plaatsmaken voor de zeldzame beelden van Maria met het Christuskind in zichzelf – niet in haar bekken maar (al bijna) in de ruimte van haar mystieke hart. Die afbeeldingen zijn er, en vertonen een frappante overeenkomst met bijvoorbeeld bepaalde Chinees-boeddhistische tekeningen die verwijzen naar dezelfde nieuwe geboorte. Op de foto hiernaast zien we Maria met opgeheven armen en handen, als om te benadrukken dat ze dit Kind niet kan aanraken.
De kunstenaar die dit prachtige altaarstuk heeft geschilderd, moet diep doordrongen zijn geweest van de symbolische waarde ervan. Maar zouden de priesters en kerkbezoekers die hier al eeuwenlang naar kijken óók beseffen dat dit schilderij naar een innerlijke transformatie verwijst? Het is de transformatie van de oude, onbewuste Adam in Adam Kadmon, de nieuwe mens die – in de woorden van zenleraar Karlfried Graf Dürckheim - ‘bewust in zijn Wezen is verankerd en in staat is, hieraan in vrijheid uitdrukking te geven in de wereld, door de manier waarop hij van binnenuit weet, vormgeeft en liefheeft.’