Het geheim van genezend ademen
-
Het lichaam kan zichzelf genezen; het beschikt in elk geval over een groot zelfgenezend vermogen. En het bewustzijn heeft helende kracht voor die plaatsen in het lichaam die genezing nodig hebben. Maar wat is de bron van die kracht, en wat is er nodig om die bron aan te spreken?
Dat genezing in zekere zin altijd iets is wat het lichaam zelf tot stand brengt, is zelfs in de reguliere gezondheidszorg wel bekend. Een geneesmiddel geneest het lichaam niet, het lichaam geeft een zelfgenezende reactie op het toedienen van zo’n medicament. Of niet – in dat geval was het toegediende stofje te weinig, teveel of iets anders dan wat er nodig was om die respons op te wekken. Hoe dan ook, een medicijn is hooguit een stimulans. Hetzelfde geldt voor veelomvattende behandelingen, specifieke therapieën, genezende oefeningen enz. Ze vormen een prikkel voor wat je zou kunnen noemen: de genezer in onszelf.
Tot zover kunnen reguliere en alternatieve gezondheidswerkers het doorgaans zonder veel moeite met elkaar eens zijn. Helaas lopen de visies verder nogal uiteen, net als de behandelingen. De pionierende psycholoog Piet Vroon heeft het verschil tussen beide benaderingen eens kernachtig samengevat: de gewone geneeskunde houdt het bij de vraag ‘welke ziekte heeft de patiënt?’ en de alternatieven voegen daar een andere, wezenlijke vraag aan toe: ‘welke patiënt heeft de ziekte?’
Reken maar dat het ertoe doet. Jan kan dezelfde pijn hebben als Kees, maar de oorsprong van die pijn ligt bij de één in iets anders dan bij de ander. Henk heeft misschien dezelfde kwaal als Ingrid en toch is er voor hem iets anders nodig om weer gezond te worden dan voor haar. Op dezelfde politieke partij stemmen helpt geen van beiden; dezelfde pilletjes slikken misschien nog wel, maar hij heeft er al gauw meer van nodig dan zij. En de weg tot heelheid verloopt voor beiden misschien zelfs op een totaal verschillende manier.
Als de geest niet in de weg zit
Voor interpersoonlijke verschillen is er vaak te weinig oog. Dat geldt overal waar men alleen ‘objectief’ naar aandoeningen kijkt en de subjectieve kant veronachtzaamt. En dat terwijl de werkelijkheid één groot levend Wezen is, één Subject. De onderschatting van de subjectieve factor klinkt ook door wanneer men iets aanprijst als panacee, als een voor iedereen en/of voor alle kwalen zaligmakende oplossing. Ook in sommige alternatieve kringen kom je zo’n overdreven enthousiasme wel eens tegen – bij gebrek aan inzicht in wat genezing, heel- en eenwording nu werkelijk inhouden.
Mijn meditatieleraar Hetty Draayer, die in de eerste plaats bekend stond als healer, maakte duidelijk dat het lichaam zichzelf inderdaad kan genezen als de geest niet in de weg zit. Verstoringen van de natuurlijke orde en harmonie worden niet door het lichaam veroorzaakt. Met het lichaam als zodanig is doorgaans niets mis. Het voegt zich naar omstandigheden en naar datgene wat wij het opleggen door wat we willen en wat we weigeren.
Ons lichaam kan in feite heel wat verdragen, zelfs diverse verkeerde voedingsmiddelen, andere rare stofjes, luchtvervuiling en een relatief teveel dan wel tekort aan beweging. Te weinig water drinken is al vrij gauw nadelig maar verder is het lichaam heel coöperatief en flexibel, vooral naarmate wij het ook geven wat het nodig heeft om zich van alle aanslagen op de interne harmonie te herstellen. Tot in het uiterste is ons lichaam erop ingesteld, overal het beste van te maken. Het beschikt over allerlei mogelijkheden om weer met zichzelf in het reine te komen. Het lichaam is een wonder op zich, en dat geldt eigenlijk net zo goed wanneer er een aangeboren beperking is. ‘Klein gebrek geen bezwaar.’
Maar het houdt een keer op. We stuiten op grenzen als het lichaam aan te zware belastingen wordt blootgesteld of als we uit eigen initiatief roofbouw op ons lichaam plegen. Als we dat vaak of langdurig hebben gedaan gaat dat zich wreken. Mijn meditatieleraar zei niet voor niets: ‘Uitputting is de grote vijand. Want bij uitputting kan het lichaam zich niet meer op eigen kracht herstellen en hebben we dus hulp nodig.’
Capitulatie voor het hogere
Van slechts één kwart van alle mogelijke aandoeningen ligt, op de keper beschouwd, de oorsprong in iets wat aangeboren is of ‘van buitenaf’ komt – een ongeluk, milieuvervuiling, verkeerd eten en dergelijke. Kortom: ongeveer 75% van de kwalen en ziekten die een mens in de loop van zijn of haar leven kan ontwikkelen, komt van binnenuit. Laat de goegemeente maar roepen: ‘Orenmaffia!’ – en weet zelf beter.
Ziekte en gezondheid vormen een kwestie van omgaan met energie. Toegegeven: er zijn ook ongezonde energieën in de wereld – hou ze in de gaten. Een wijs mens mijdt plaatsen en invloeden die niet goed voor haar of hem zijn. Maar tegelijkertijd geldt: als we alles wat er op ons afkomt aan energieën zonder meer zouden accepteren, er de juiste respons op gaven en e.e.a. zo gauw mogelijk weer loslieten, dan zouden we niet in problemen komen. Misschien zouden we toch nog wel een probleem met sommige anderen hebben, of zij met ons, maar we zouden niet met onszelf in strijd hoeven te zijn, niet innerlijk verdeeld hoeven te raken.
‘Het is altijd weer onze geest die spiritueel bewustzijn blokkeert,’ zei Hetty Draayer, ‘en niet ons lichaam. Daar spiegelt de blokkade alleen maar in. Lichaam en ziel hebben geen opvoeding nodig. De geest, die eigenlijk lichaam en ziel hoort te verbinden, is het enige aspect van het menselijk wezen dat geïntegreerd moet worden. Als de geest capituleert voor het hogere, dan verdwijnen psychische ziekten en afwijkingen – ook fijnere ongemakken, door tussenkomst van de geest veroorzaakt. Ze verdwijnen eenvoudig.’
Wie werkelijk gezond wil worden, dat wil zeggen: heel en één, moet door een transformatieproces gaan - een proces dat lichaam, ziel en geest weer tot een staat van onverdeeld éénzijn brengt, in het hier en nu, bewuster dan ooit. Waarschijnlijk vooral ook door lijden gelouterd, want we leren toch het meest van schade en schande.
De genezer in ons
Met ‘geest’ wordt in het bovenstaande uiteraard de mind bedoeld – het ‘denkende, willende en emotionele ik’, het ego. Zolang dit ‘ik’ ons wezen in zijn greep heeft, met name door innerlijk tegenstrijdige tendensen te creëren en het lichaam tot allerlei ongeschikt gedrag te dwingen, wordt het zelfgenezend vermogen van het lichaam gedwarsboomd. Bovendien kan ons bewustzijn – voor zover dat iets anders is dan het lichaam – dan niet helend functioneren.
‘Het bewustzijn dat gericht is op het lichaam, heeft genezende kracht voor die plaatsen in het lichaam die op dit moment genezing nodig hebben.’ Ook dit is een uitspraak van Hetty Draayer, die zichzelf met deze gerichte, genezende aandacht ooit van borstkanker bevrijdde. Wie het bewustzijn wil inschakelen om tot genezing te komen moet dus leren, die genezende aandacht echt op- en in het lichaam te richten. Hetty Draayer heeft daartoe zo’n vijfendertig jaar lang steeds dieper gaande oefeningen aangereikt die met elkaar een hele weg tot transformatie van lichaam, ziel en geest vormen.
Op zo’n weg gaat het er in de eerste plaats om, alles wat heelheid in de weg zit los te laten. Het is een proces van loslaten, bewust worden, opengaan en ons donker transformeren in licht. ‘Donker’ is onbewust geworden bewustzijnsinhoud, zoals verdrongen, in- en vastgehouden emoties. Wat we onbewust vasthouden vormt ook letterlijk donkere plekken in onze lichamelijke energiehuishouding, zoals sommige mensen met hun innerlijke ogen kunnen zien. Energiecentra (chakra’s) en energiebanen (nadi’s, meridianen) horen te stralen in licht, en de organen van het fysieke lichaam ook. In een toestand van optimale heelheid straalt het hele lichaam met al zijn cellen licht uit.
‘Om ‘de genezer in ons’ te vinden,’ schreef Hetty Draayer, ‘moeten we in de eerste plaats die gebieden in onszelf leren kennen, waarop we problemen uit de weg gaan, zodat ze ons kunnen beheersen en ziek maken. Als we hen aanzien en proberen uit te houden, wordt het ons mogelijk, er iets opbouwends van te maken.’ Zo functioneren ziektesymptomen als impuls om naar binnen te keren en te ontdekken, op welke manieren we met onszelf in strijd zijn.
Centraal staat de adem
Hierboven zagen we enkele voorwaarden om tot een zelfgenezend proces te komen: de erkenning dat het lichaam zichzelf in principe kan genezen, het richten van de aandacht op- en in het lichaam, de bewustwording van negatieve patronen (in denken en doen) en de bereidheid tot het loslaten van alles wat er niet in ons lichaam en onze energiehuishouding thuishoort.
Hetty Draayer heeft haar werk omschreven als ‘een bepaalde vorm van lichaamsgerichte, genezende meditatie als weg tot Zelfbewustwording en –verwerkelijking’. We zouden ook kunnen spreken van een manier om de geest tot medewerking te bewegen. ‘Centraal voor de werking van de genezer in ons is de adem,’ stelt zij in haar boek Meditatie, energie en bewustzijn – De innerlijke weg vanuit het kosmisch oog. Dit ‘kosmisch oog’ is een poort door de bovenste helft van het heiligbeen, die open gaat door het ademen vanuit het zogeheten ‘chi’-punt in het bekken, vlak voor de binnenkant van het heiligbeen, ter hoogte van de tussenwervelschijf tussen de tweede en derde met elkaar vergroeide heiligbeenwervel.
Het is niet moeilijk te begrijpen waarom de manier waarop we ademen zo belangrijk is voor het zelfgenezend proces. Simpel gesteld komt het hierop neer: wie verkeerd ademt kan van alles ondernemen om tot genezing en heelheid te komen, maar werkt zichzelf tegelijkertijd tegen. Wie inademt vanuit een te hoge plek in het lichaam, bouwt spanning op; en wie niet helemaal uitademt, houdt die spanning ook vast. Het is het denkende, willende en emotionele ‘ik’ dat de (eventueel helende) energieprocessen in het lichaam zodoende in zijn greep houdt.
Deze ongunstige trend is alleen te doorbreken door te leren, goed uit te ademen en de impuls voor de inademing te laten ontstaan vanuit het chi-punt, dat nog lager in het bekken ligt dan het meer bekende ‘hara’-punt.
Het hara-punt en het qi- of chi-punt
Het hara-punt (drie vingerbreedtes onder de navel), bekend uit het werk van Karlfried Graf Dürckheim, ligt nog net in het beheersingsgebied van het zonnevlechtchakra. Het ademen vanuit dit punt geeft wel kracht in het bekken en bevordert de doorstroming (en dus ook het loslaten) tot in de knieën, maar de ontspanning kan zich vanuit dit punt nog niet verdiepen tot overgave. Die doorstroming naar beneden - nodig voor het afvoeren van overtollige en negatief werkende energie door de meridianen (subtiele energiebanen) naar de aarde – blijft vanuit ‘hara’ afhankelijk van iemands aandacht en intentie. En voorbij de knieën blijft het moeilijk. Het lijkt dan nodig om het loslaten te sturen, maar daar zit een eigenaardige tegenspraak in.
met het qi- of chi-punt (‘kosmisch oog’) als top
Ademend vanuit het chi-punt (ter hoogte van drie vingerbreedtes boven het schaambeen) is dit gericht sturen niet nodig; je hoeft het stromen van de energie door de meridianen alleen maar te volgen, erin mee te gaan – alle energie te laten stromen. Dat is echt loslaten in het hier en nu: ‘het’ laten stromen, wàt ‘het’ ook maar is. Aandacht (‘mindfulness’) helpt wel mee; warme, liefdevolle belangstelling doet alles royaler stromen. Acceptatie van ongemak helpt ook - anders vorm je maar nieuwe weerstanden. Maar zonder het ademen vanuit dit ene punt verdiept het loslaten zich zelden tot de overgave die voor echte heel- en eenwording nodig is.
Vrijwel altijd blijven er zonder deze zeer lage bekkenademhaling onbewuste spanningen, verkrampingen en blokkades zitten. Het bewustzijn vindt dan geen toegang tot zulke plaatsen en die worden zodoende evenmin doorlaatbaar voor helende krachten. En in plaats van volop los te laten naar beneden, met de uitademing mee, blijft er onderweg het één en ander terug stuwen naar boven. Dat is pech, omdat de hoofdstroom van energie - de meest helende kracht - van boven naar beneden door ons lichaam hoort te stromen. Vastzittende en opstuwende spanning houdt deze afdalende kracht tegen en beperkt ons zelfhelende vermogen.
De genezende leidraad
De hoofdstroom van energie is het ‘zilveren koord’ waarmee we in ons lichaam geïncarneerd zijn. Als dit koord sterk en licht door ons heen straalt, vanuit de ruimte boven ons hoofd tot in de aarde onder onze voeten, sprak Hetty Draayer van ‘de genezende leidraad’. Dit doorstromen tot in de aarde onder de voeten komt alleen in orde als we er ruim baan aan geven door het goede ademen. Zo openen we ons ook naar de aarde toe, laten we in die richting los wat er niet in ons hoort te blijven hangen èn kunnen we, omgekeerd, genezende kracht vanuit de aarde in ons opnemen.
Waar het eigenlijk om gaat is dat door het ademen vanuit het chi-punt of ‘kosmisch oog’ in het bekken alle mogelijke genezende krachten samenkomen. Het afdalende ‘witte hemelse licht’ (yang), aardekracht (yin), de energieën van de z.g. onderste chakra’s (basis- of wortelchakra en sacraalchakra) en de alomtegenwoordige kosmische energie die vanuit de wijde ruimte om het lichaam heen via het kosmisch oog binnen straalt – en geleidelijk aan ook steeds meer door alle mee-ademende poriën van de huid, rondom.
We hebben een bron van potentieel genezende kracht in ons bekken, en we kunnen inderdaad spreken van ‘de genezer in ons’ en van een zelfgenezend vermogen, maar dat betekent niet dat we het zonder energie van buiten het lichaam kunnen stellen. Jammer genoeg wordt er ook over de bron in het bekken vaak heel verkeerd gedacht. Het is de bron in jezelf, maar de echte genezing, éénwording, houdt nu juist in dat onze persoonlijke bron in het bekken optimaal wordt verbonden met de grote kosmische Bron.
Kundalini-problemen
De bron van yin-energie die we bij onze geboorte hebben meegekregen, in Indiase benaderingen ‘kundalini’ genoemd, is weliswaar betrokken bij genezende processen en op zich een heel sterke kracht. Maar toch is deze energie slechts een halve kracht. Zij kan wel bewust maken, oprakelen en sommige blokkades doorbreken maar ze kan niet op eigen houtje genezen.
Als die kundalini-energie van alles gaat prikkelen, voelbaar maakt en stuwt tegen blokkades gebeurt dat alleen maar omdat ze de verbinding zoekt met haar ‘wederhelft’: de kosmische energie die van boven het lichaam door de wervelkolom afdaalt en eventueel ook vanuit de ruimte om het lichaam heen door de huid binnen straalt. Want pas deze ontmoeting en versmelting van yin en yang is helend en één makend: zo komt het lichaam terug in Tao, de Eenheid.
Dit is ook niet alleen maar een kwestie van de chakra’s en energiebanen; het gaat uiteindelijk om de vereniging van die energieën tot in elke lichaamscel. Als we verkeerd ademen en die kundalini-energie teveel opstuwt, houdt ze de afdalende kracht eigenlijk juist tegen en verhindert zij het genezende transformatieproces dus in plaats van het te bevorderen.
De sacrale hiatus
Het geheim
van genezend ademen komt hierop neer. Door in te ademen vanuit het chi-punt en
de beweging die de binnenkomende adem maakt rond te laten worden tot in de huid
van bilnaad en bekkenbodem, kan de kundalini-energie worden ‘verworteld’ door
benen en voeten in het energieveld van de aarde onder onze voeten. Dit is wat
‘aarden’ inhoudt. Hiermee wordt voorkomen dat deze kracht gaat spoken en teveel
naar boven opstuwt. Wel kan, door het goede ademen, deze energie vanuit het
staartbeen en directe omgeving ook gemakkelijker toegang vinden tot de holte
van het heiligbeen; de ingang van deze holte is de ‘sacrale hiatus’, een kleine
opening tussen staartbeen en heiligbeen, in India ook wel ‘de grot van Shiva’
genoemd.
q = het qi- of chi-punt; s.h. = de sacrale hiatus
Bij de juiste manier van ademen vindt in deze heiligbeenholte een ontmoeting plaats tussen de ietwat opstijgende yin-energie en de afdalende kracht, het hemels yang – het zilveren koord door de wervelkolom. Dit van boven ontvangen licht wordt royaler doorgang verleend als de wervelkolom vrij van blokkades is, maar de hoofdstroom is er op zich altijd, ons leven lang.
Uit de ontmoeting en versmelting van beide krachten wordt in de heiligbeenholte een nieuwe, derde energie geboren: de energie van de Eenheid, Tao. Deze lijkt als twee druppels water op de alomtegenwoordige kosmische energie en straalt vanuit het heiligbeen naar voren toe (en later rondom) uit, in de ruimte van onderbuik en bekken, ook helemaal naar de bekkenbodem tussen de zitbeentjes. In eerste instantie gebeurt dat via het rudimentaire tussenwervelschijfje tussen de tweede en derde met elkaar vergroeide wervel van het heiligbeen. Zo gaat het chi-punt, een plekje ongeveer 2 centimeter vóór het heiligbeen, stralen als een fonteintje van genezend licht.
De graal in onszelf
Naarmate het ‘fonteintje’ royaler gaat stralen, openen ook de wervel onder en boven die sacrale tussenwervelschijf zich en stralen mee. Er ontstaat een soort transparante patrijspoort door het heiligbeen, een poort tussen de ruimte binnen het lichaam en de kosmische ruimte: het ‘kosmisch oog’. De ruimte van onderbuik en bekken wordt een schaal van zachte, warme, genezende energie. Een kelk van licht op een voet die tot in de aarde reikt. Het is de graal in onszelf.
Via het kosmisch oog zijn wij, zoals Hetty Draayer schreef, ‘verbonden met ons ware Wezen: van hieruit openen zich al onze poriën, wordt ons lichaam in energie getransformeerd, vibreren al onze cellen in harmonie met de door ons heen stromende kosmische energie. Dat is een wonderbaarlijke ervaring die genezend en zuiverend door ons heen werkt. We zijn dan niet meer begrensd door een gesloten, niet ademende huid, maar één met de kosmische energie, met de kosmische adem, met God.’
Het zal duidelijk zijn dat we het één en ander niet zomaar even voor de bakker krijgen. Op weg naar heel- en éénzijn moeten we onze weerstanden tegen datzelfde éénzijn onder ogen zien en, zoals gezegd, al ons donker (laten) transformeren in licht. Het proces van loslaten, bewust worden en opengaan vraagt om moed, vertrouwen en geduld. Maar hoe meer we ons leven accepteren, hoe royaler we loslaten naar de aarde, des te duidelijker we ook open gaan voor de genezende krachten van aarde en hemel. Oefening baart kunst.
Geborgen in de/het Ene
Kunnen we nu in het licht van het bovenstaande wel of niet spreken van ‘het zelfgenezend vermogen’? Ja en nee. Het zou geen goede term zijn als je ermee bedoelt dat je ego zich wel op eigen houtje redt, zonder zich open te stellen voor die helende krachten. Maar het is een prachtige term om aan te geven dat we diepgaand kunnen genezen als wij door onze persoonlijke verbinding met de grote kosmische Bron ontvangen wat het lichaam nodig heeft en daaraan doorgang verlenen. Want onze persoonlijke bron in het bekken is uitputtelijk; alleen de grote kosmische Bron is onuitputtelijk.
Optimale genezing houdt het herstel in van deze ervaarbare verbinding met de Bron van al wat is. Dat betekent niet altijd dat men ook op fysiek niveau weer gezond wordt; soms zit er niets anders op dan je kruis te dragen. Maar verzoenen we ons met dat gegeven en handhaven we die verbinding, dan kunnen we op de andere niveaus van ons Zijn als geheel, in onze andere ‘lichamen’ of aura-lagen, een heelheid voelen die ons doet beseffen dat we altijd al waren geborgen in de Ene en dat ook altijd zullen zijn. Het is de Ene die zichzelf geneest.
Een eerdere versie van dit artikel werd gepubliceerd in het tijdschrift Prana (nr 202, april/mei 2014), thema Het zelfgenezend vermogen